Column Marcel: Over fietsen met een peuter voorop

Door De Redactie

Ik woon in Amsterdam. Mooie stad met grachten en leuke cafés. Duur ook, maar daar gaat het nu even niet om. Wie in Amsterdam woont, kan fietsen. En goed ook. Je zult wel moeten, namelijk, want wie met een auto door Amsterdam heeft gereden, weet dat het hier het Bangkok van Europa betreft, qua drukte. Auto’s, trams, bussen; het is een duivelse chaos. Het heeft mij jaren geleden al doen besluiten de auto weg te doen. Niet alleen omdat je er een dagtaak aan hebt om binnen de stad van A naar B te geraken, maar ook omdat parkeren schreeuwend duur en lastig is. Dus fiets je.

Want die trams en bussen gaan dan wel sneller, maar ze zijn ook vies en staan vol met mensen, en er zijn veel dagen waarop ik geen zin heb in mensen. Helemaal niet als ze heel dicht tegen me aan gaan staan en slecht ruiken. Fietsen is het handigst, dat wil ik maar zeggen. Tenminste: als je het kunt. En dat kunnen we, in Amsterdam, de gemiddelde toerist daar gelaten. Je kunt gerust zeggen dat ik van wanten weet op de fiets. Afgezien van een jeugdige crash tegen een roedel geparkeerde fietsen wegens een lichte dronkenschap heb ik nog nooit brokken gemaakt in mijn carrière als fietser. Ik ben de zelfverzekerdheid zelve, als het op fietsen aankomt.

“Het stuur trilde, omdat ik zo langzaam fietste. Het zweet brak me uit. Ik keek zestien keer naar links en naar rechts. Gierende paniek was het”

Toch was ik deze week ronduit nerveus. Want: Sammie mocht in het stoeltje vooraan. We hadden het ding al maanden in huis liggen. Met zo’n windscherm erbij, want, zei de plat-Amsterdamse fietskinderstoeltjesverkoper: “Dat is wel zo humaan, gabber. Anders zitten die hummels met hun bakkes vol in de wind. Dat doe je toch niet!” Daar had hij een punt. We kochten er een scherm bij en deze week was het zover: Sammie op de fiets. Ik dubbelcheckte of alle palletjes goed zaten en de boel juist vergrendeld was en kleedde Sammie ondanks het windscherm en het waterige zonnetje extra dik aan. Ze had er
zin in. Ik ook. Het duurde even voor ik de gordel strakmaar- niet-te-strak had gefrommeld, voordat de kleine Sam goed zat, maar toen was het zover. We gingen de stad verkennen! Mijn dochter en ik. Precies op dat moment werd ik nerveus.

We rolden van de voordeur richting het fietspad en ik voelde ineens een daverende verantwoordelijkheid op mij neerdalen. Ik zag mijn lichte crash van jaren geleden weer
heel helder voor me. Goed, ik had toen wat gedronken, ik was jong en onbezonnen, maar toch. Stel dat er een of andere gek met z’n fiets of Vespa tegen mij aanramde, zo meteen, met z’n jonge, onbezonnen gedrag… Je las daar heel vaak over, in de krant en op het internet. Die dingen gebeuren. Wat als ze nu gebeurden met Sammie voorop?

Ik ging langzamer fietsen. Keek zestien keer naar links en rechts en toen nog een zeventiende keer, just in case, voordat ik overstak. Ik fietste, kortom, als een bejaarde meneer met een oor- en oogkwaal – ik heb niks tegen bejaarden of mensen met oor- en oogkwalen, maar meer om aan te geven dat ik in gierende paniek aan het fietsen was. Het stuur begon te trillen, doordat ik zo langzaam fietste. Het zweet brak me uit. En achter me
hoorde ik luid toeterende scootertjes aankomen. Het was een ramp. Tot ik naar Sammie keek. Die gierde het uit. Van de pret, welteverstaan. Dit was nieuw en cool en gaaf en stoer en kijk nu, dit is dus de wereld! Ik had haar nog nooit zo blij gezien. Ze klapte. Ze lachte. En papa schaamde zich een beetje.

Las je deze nieuwe artikels al?

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."