adoptie
Getty Images

Openhartig: Annemie werd afgestaan ter adoptie en ontdekte dat ze 5 broers en zussen heeft

Door De Redactie

Annemies biologische moeder baarde zes kinderen die ze allemaal afstond. Annemie was de jongste in het rijtje. Ze vond haar vijf broers en zussen terug, net zoals haar moeder.

Redactrice Annelies: “Net voor de coronacrisis uitbreekt, zie ik Annemie bij haar thuis in Zonhoven. Ze begroet me hartelijk met een hand, bij het afscheid geven we elkaar een warme knuffel. Het zal de laatste knuffel in lang worden, maar wel één die blijft plakken. Het leven gaf Annemie geen cadeaus: ze werd afgestaan ter adoptie toen ze tien dagen oud was, had 31 jaar een ongelukkig huwelijk en moest na een beroerte zeven maanden lang revalideren. Maar in plaats van een verbitterde vrouw zit er een 58-jarige optimist voor mij. ‘Ik heb me overal doorgeworsteld, ik geniet van het leven. Aan mijn voordeur hangt de spreuk: plukt den dag, en laat nog iets over voor morgen ook.'”

Het is een ros kindje

“Toen mama telefoon kreeg dat er een baby’tje was voor haar, zei ze ‘oei, ik ben net bezig met de grote kuis’. Daar lachen we nu nog mee”

Mijn adoptieouders konden geen kinderen krijgen. Na een inseminatiepoging – en dan spreek ik over de jaren 50 hé – hadden ze zich aangemeld bij Huis de Hummeltjes in Hasselt, waar je je op een lijst voor adoptie kon laten zetten. Op een dag kreeg mijn moeder telefoon: er was een kindje voorhanden, een baby van zeven maanden oud. ‘Tiens,’ zei mijn moeder toen ze het kind zag, ‘het is toch vreemd dat dat nog niet geplaatst is?’ ‘Dat komt omdat het een ros kindje is’, beweerde moeder overste. Maar mama rook onraad. Haar broer was dokter en die is de zaak gaan uitpluizen. Hij kwam te weten dat de baby een incestgeval was. Het kind lag ogenschijnlijk gezond in de wieg, maar er kon van alles mis mee zijn. Mama heeft moeder overste daarmee geconfronteerd, en dat kind is toen verhuisd naar Antwerpen. Ik ben in de plaats gekomen; ik ben in Antwerpen geboren en naar Hasselt gebracht, als ruil. Op 23 december kreeg mama voor de tweede keer telefoon: ‘We hebben een kind voor u.’ Het waren de dagen voor kerst, en weet je wat mama antwoordde? ‘Oei, dat komt slecht uit, ik ben net bezig met de grote kuis’. Daar heb ik haar later nog veel mee geplaagd! (lacht)

Ik was tien dagen oud toen ik bij mama en papa terechtkwam. Papa was het voorlaatste kind uit een boerengezin van elf. Hij heeft moeten knokken om er te geraken, mocht als één van de weinigen studeren aan de universiteit. Hij werd directeur van een internationaal bedrijf. Wij leefden in weelde. Mijn ouders hadden een buitenverblijf in Spanje, een landgoed in de Kempen, we hadden paarden thuis, personeel en een chauffeur… Ik ben echt met mijn gat in de goei boter gevallen. Papa en ik, dat waren twee handen op één buik. Als ik denk aan mijn jeugd, dan zie ik alleen maar mooie herinneringen: buiten spelen, lekker eten, op vakantie gaan… Pas op, mijn ouders waren geen knuffelaars, ik heb ze nooit hand in hand gezien. Eén keer heb ik ze zien dansen, op mijn eerste huwelijk was dat. Ik dacht: ‘Mensen toch, zie ze daar nu staan allebei, zo houterig’ (lacht). Maar ik had een fantastische jeugd, echt waar.

En dat veranderde niet toen een klasgenootje in het vijfde leerjaar tegen mij zei: ‘Jij bent een bastaardkind.’ Ik kende dat woord niet, ik ben thuis gaan vragen wat het betekende. Mama heeft mij alles uitgelegd, maar het maakte geen indruk op mij. Ik had geen enkele behoefte om te weten wie mijn echte vader en moeder waren.”

Tenen vergelijken

“Op het moment dat mijn zus binnenkwam in het café waar we hadden afgesproken, wist ik meteen: dat is ze”

In 1982, toen ik ging trouwen met mijn eerste man, moest ik op de burgerlijke stand mijn geboorteakte gaan halen. Een groot blad was dat, met een papier eraan vastgeniet van ’wettiging van adoptie’. Ik hoor papa nog zeggen: ‘Ja, kind, nu weet je wie ze is, je doet ermee wat je wil.’ De naam van mijn moeder stond erop: Rosalie S. geboren in Antwerpen. Maar die vrouw interesseerde mij niet. Google bestond nog niet, en de wet op de privacy was al behoorlijk streng. Pas zes jaar later, in 1988, heb ik naar de burgerlijke stand in Antwerpen een brief geschreven. Niet omdat ik mijn moeder wilde vinden, wel omdat ik me afvroeg of ik geen broers en zussen had.

Ik kreeg van de burgerlijke stand een overschrijvingsformulier in de bus: ik moest 55 frank betalen. In ruil stuurden ze me een verkreukeld A4-papiertje met drie namen erop. Het waren de andere kinderen van mevrouw S.: Bart, Guillaume en Linda, allemaal afgestaan ter adoptie. Ik heb hun adoptieouders direct gebeld, al was het niet evident om uit te leggen wie ik was. Guillaume was Franstalig, begin dan maar hé. Maar ze reageerden heel positief. Linda bleek in de buurt te wonen. We hadden zelfs samen op school gezeten, zij één jaar hoger dan ik. Toen ik haar adoptiemoeder aan de lijn kreeg, schrok ze. Ze had altijd gezegd aan het adoptiehuis dat, als er nog een zusje zou komen van Linda, ze dat kind graag wilde. Ik was dus eigenlijk aan haar beloofd. En ze had ook schrik dat ik Linda zou afpakken. (lacht)

Maar Linda en ik, dat klikte meteen. We hebben elkaar voor het eerst ontmoet in een café op de Grote Markt in Hasselt, ik zal het nooit vergeten. Toen ze binnenkwam, wist ik meteen: dat is ze. We lijken op elkaar, ook al hebben we waarschijnlijk verschillende vaders. We hebben die hele namiddag gebabbeld. Op een bepaald moment zijn we zelfs op het toilet onze tenen gaan vergelijken. We hebben allebei van die apentenen, wij kunnen er dingen mee oprapen van de grond. Sindsdien bellen we elkaar bijna elke dag.”

Er zijn er nog…

Op een dag zijn mijn broer Bart en ik naar een helderziende geweest, omdat we een vaag vermoeden hadden dat we met meer waren, en dat er dus nog kinderen waren. Die vrouw bevestigde dat. We hebben dus opnieuw een brief naar Antwerpen geschreven met de vraag om het na te kijken. Twee weken later kregen we opnieuw zo’n overschrijvingsformulier en daarna een A4-tje met de gegevens van Guy uit Antwerpen en Hubert uit Wallonië, ook geadopteerd via het huis van Thérèse Wanten. Die vrouw, onze moeder, heeft dus haar zes kinderen afgestaan, meteen na de geboorte. Het gekke is: wij schelen allemaal anderhalf jaar, en er is een gat van drie jaar voor mij, ik ben de laatste. Dus we vermoeden dat er nog een zevende is.

Er zijn veel gelijkenissen tussen ons. Alle zes hebben we een goeie stem, we kunnen heel goed zingen. En we hebben ook allemaal gesukkeld om kinderen te krijgen. Ivf, miskramen, adoptiekinderen… Raar hè. Linda heeft zelfs een doodgeboren kindje gehad. Dat is de ironie van het lot: ons mama gaf haar kinderen weg, wij konden er geen of moeilijk krijgen.”

Ik ben uw dochter

Ik had nu mijn broers en zussen gevonden, het was tijd om mijn biologische moeder te zien. Ik weet nog dat ik het aan mama vertelde, en zij zei: ‘Ik verschiet ervan dat je nog zolang gewacht hebt.’ Maar ik wilde antwoorden, weten wie mijn vader was ook. Dus op ne schonen dag heb ik haar gebeld. Ik kreeg haar echtgenoot aan de lijn. ‘U kent mij niet’, zei ik, ‘maar ik ben de jongste dochter van uw vrouw.’ Het bleef stil. ‘Hoe zegt u?’ vroeg de man. Ik herhaalde het nog eens. ‘Dat kan niet, mijn vrouw heeft geen kinderen’, zei hij. ‘Het kan goed zijn dat ze u dat heeft wijsgemaakt, maar ik kan langskomen met de geboorteakte om het te bewijzen’, antwoordde ik. Rosa lag op dat moment in het ziekenhuis. ‘Ik wil eerst een gesprek met haar, want ik weet van niks. Ze heeft me altijd gezegd dat ze geen kinderen kon krijgen’. Het ziekenhuis leek me de ideale, veilige plek om haar te ontmoeten, dus ik heb aangedrongen om haar te zien.

De dag van onze ontmoeting ben ik met de trein gegaan, haar echtgenoot heeft me opgewacht aan het station. Toen ik haar kamer binnenkwam, zat ze netjes aangekleed en opgemaakt in haar zetel. Een vrouw van begin 60. ‘Dag mevrouw’, zei ik en ik gaf haar een hand. Ik heb niet eens gekeken of ze op mij leek. Ze wilde mij vastpakken, maar dat heb ik afgeblokt. En ze stelde vragen, wilde van alles weten over mij – welke job ik deed, of ik kinderen had… Maar ik heb niks verteld over mij. ‘Ik stel hier de vragen’, zei ik.
En dan deed ze haar verhaal: ze had geldproblemen, en werd betaald door Huis Thérèse Wanten om zwanger te worden en de kinderen nadien af te staan. Dat ze altijd had gehoopt dat één van haar kinderen haar later zou opzoeken. En dat ze altijd depressief was rond de tijd dat haar kinderen verjaarden. Maar dat moet dan het hele jaar door geweest zijn, want we verjaren allemaal in een andere maand. Ze speelde toneel, ik geloofde haar niet.
Toen heb ik gevraagd wie mijn vader was. Ze begon de namen op te sommen van alle zogezegde vaders van haar zes kinderen: de burgemeester van stad x, iemand die voor een Griekse rederij voer… Allemaal chique types, ze kende hen bij naam en toenaam. Ik heb dat later gecheckt, er was niks van aan. Die vrouw heeft meer dan 30 jaar een verhaal verzonnen in haar hoofd en dat voor waarheid aangenomen.

Haar echtgenoot stond er heel de tijd bij. Bij ons afscheid zei hij: ‘Ik zou Rosa kunnen buitengooien, maar ze is altijd goed geweest. Mijn sloffen en het eten stonden altijd klaar, wat moet ik nu doen?’ ‘Meneer, ik wilde een antwoord op mijn vragen, wat u ermee doet zijn mijn zaken niet’, heb ik geantwoord. En toen ben ik vertrokken. Ze vroeg me nog of ze een foto van zichzelf mocht meegeven voor mijn broers en zussen, maar ik heb geweigerd. Ik had haar gezien, het was klaar.”

Madame Rosa

“Waarom zou ik gevoelens voor haar hebben? Ik ben uit haar lichaam gekomen, ben in een bedje gelegd en tien dagen later bij mijn superouders beland”

“Ik kan aannemen dat ze geld nodig had, ja. Maar er zijn toch andere manieren om aan geld te geraken? Heb jij kinderen? Kun jij je dat voorstellen? Je bent zwanger, je voelt dat leven in je, je bevalt. En dan nemen ze dat kind weg zonder dat je ooit hebt geweten of het een jongen of meisje was. Welke moeder doet zoiets? En dan nog wel zes keer? Ze is mijn moeder niet, dat is ze nooit geweest.
Hubert heeft haar nadien nog opgezocht, de anderen niet. En één keer hebben we telefoon gekregen van Rosa’s huisarts. We moesten ons laten testen op een genetische ziekte, iets met bloedstolling. Ik ben drager van die ziekte, weet ik nu. Ik vond het fijn dat die dokter ons nog gebeld heeft. Want als je geadopteerd bent is je medische achtergrond één groot vraagteken.

Enkele jaren geleden is Rosa gestorven. Ze heeft nog even in een zorgcentrum gezeten, en ik weet dat ze in Antwerpen nog op zoek is gegaan naar haar zevende kind, geboren in 1956 of 1957. Maar daarover zullen we nooit iets weten, dat geheim heeft ze meegenomen in haar graf.
Toen ik hoorde dat ze dood was, voelde ik niks. Ik heb geen traan gelaten. Ik voel ook geen haat of zo, ze laat me gewoon koud. Waarom zou ik gevoelens voor haar hebben? Ik ben uit haar lichaam gekomen, ben in een bedje gelegd en tien dagen later bij mama en papa beland. Zij waren superouders, die andere twee zijn gewoon ‘madame Rosa’ en ‘een onbekende meneer’.

Ik ben nu 58, en ik kan oprecht zeggen dat het mij niet getekend heeft. Ik heb me overal doorgeworsteld, ben na 31 jaar huwelijk vertrokken. Daarna heb ik een beroerte gekregen en heb ik zeven maanden moeten revalideren. Het leven kan in één klap voorbij zijn, je kunt gezond opstaan en ’s avonds dood zijn. Elke morgen als ik mijn ogen open, ben ik blij. Ik heb intussen een nieuwe man, we genieten echt van het leven. Ik heb nooit kinderen kunnen krijgen, maar ik doe vrijwilligerswerk bij de kleutertjes. Ik knuffel ze dood, heerlijk vind ik dat.

Ik ben niet bitter, nee. Oké, ik heb geen antwoorden gekregen op mijn vragen. Maar je hele leven blijven zoeken, dat heeft geen zin. Dan ga je eraan kapot, toch?”

Op zoek naar je roots: hoe doe je dat?

“Er zijn veel redenen om een kind af te staan, maar geen enkele moeder doet dat voor haar plezier. Daarvoor is een kind dragen en op de wereld zetten te existentieel” • Iris Vandenborre van Adoptiehuis

Adoptiehuis beheert alle dossiers van officiële binnenlandse adopties in Vlaanderen. Zij begeleiden geboortemoeders die hun kind (willen) afstaan, adoptiekinderen én gezinnen waar die kinderen uiteindelijk terechtkomen. Iedereen die wil zoeken naar zijn of haar biologische familie, kan bij hen terecht.

Annemie vond haar broers en zussen door een briefje te schrijven naar de burgerlijke stand. Kan dat anno 2020 nog?

Iris Vandeborre van Adoptiehuis: “Nee, de privacywetgeving is vandaag veel strenger. Elk kind heeft een geboorteakte met daarop de naam van zijn of haar biologische moeder. Maar je kunt niet zomaar bij de burgerlijke stand op basis van haar naam een papiertje vragen met andere broers en zussen. Als je wilt zoeken, kun je bij ons terecht. Wij nemen dan contact op met andere partij(en) en begeleiden hen daarin, dat is heel belangrijk. Annemie heeft die zoektocht en ontmoetingen helemaal zelf gedaan, zonder psychologische ondersteuning. Geen enkel adoptiekind zou alleen aan het ziekenbed van haar geboortemoeder mogen staan.”

Hoe begeleiden jullie adoptiekinderen dan?

Sowieso is er een veel strengere screening waar het adoptiekind terechtkomt. Dat gaat niet via een telefoontje zoals in Annemies tijd. Als kandidaat-gezin doorloop je een hele screening, we gaan daar zeer zorgvuldig mee om. Als het adoptiekind twaalf is, gaan wij in gesprek met hem of haar om te horen hoe ze het stellen. Wij praten ook over hun rechten, zoals de inzage in hun dossier. Sommige kinderen hebben daar nood aan en zijn er heel fel mee bezig, andere totaal niet. Maar we houden die dossiers in ieder geval heel goed bij en vullen die aan voor het geval het kind informatie wil. Dat kan van alles zijn. Hoe zag mijn moeder eruit bijvoorbeeld? Wat waren haar hobby’s of interesses? Was mijn vader een grote man en zal ik ook groot worden? Ze zijn nieuwsgierig naar hun ouders of naar de reden waarom ze zijn afgestaan. Vaak merken we dat het genoeg is dat een kind op die leeftijd antwoorden krijgt, en dat ze daar jaren mee verder kunnen. Vaak zijn het pas de kantelpunten in het leven die hen triggeren om verder te gaan, wanneer ze bijvoorbeeld zelf zwanger zijn. Wie is die oma? En zal mijn kind op haar lijken? Ook dan begeleiden we hen in een eventueel contact.”

Annemie had lange tijd geen behoefte om haar moeder te zien, laat staan een band met haar op te bouwen.

Als je opgroeit bij lieve ouders die er waren voor je, die voor je gezorgd hebben als je ziek was en je getroost hebben als je bang was, dan zijn dát voor de meeste kinderen hun ouders. En ja, er zit een rootsverhaal in dat trekt, zoals bij Annemie, maar ze is gelukkig opgegroeid en heeft geen nood aan nog een mama. Het is dan een gezonde nieuwsgierigheid om toch eens te gaan kijken van waar je afstamt. Vorig jaar hebben wij een 100-tal contacten gerealiseerd, zowel met de geboortemoeder als met broers of zussen. Daarvan waren er 70 op vraag van de geadopteerde. Sommigen vragen schriftelijk contact, sommigen fysiek. Wij zijn dan go-between. En soms loopt dat goed en leidt dat tot een band, soms stopt het bij één of twee ontmoetingen. Voor die moeders kan dat pijnlijk zijn, want ze willen hun kind eindelijk omarmen, maar dat kind zegt ‘nee’. Omgekeerd gebeurt het ook: kinderen vragen om een ontmoeting, maar de moeder weigert omdat ze bijvoorbeeld een ander leven heeft uitgebouwd en de adoptie voor haar omgeving nog altijd een geheim is.”

Annemies moeder beweerde dat ze betaald werd door het adoptiehuis om kinderen aan te leveren. Was dat toen een gangbare praktijk?

“De adoptieouders betaalden wel voor een kind, maar dat de adoptiedienst Thérese Wante het adoptiehuis zou betalen om kinderen te baren, dat gebeurde bij mijn weten niet. Het lijkt me dus inderdaad verzonnen. Sowieso kun je je de vraag stellen wat die vrouw bezielde om zes kinderen af te staan. Als zich hier vandaag een vrouw meldt met een ongewenste zwangerschap, dan volgen wij haar nadien op om een soortgelijke situatie te vermijden. En van de tien vrouwen die naar hier komen voor adoptie, zijn er uiteindelijk maar drie die hun kind effectief afstaan. Voor de meerderheid vinden we een andere oplossing, zoals pleegzorg, iemand uit het netwerk die – tijdelijk – kan ondersteunen enzovoort. We streven zo veel mogelijk naar behoud.” Als dat de beste oplossing is natuurlijk

Wat zijn de meest voorkomende redenen voor een moeder om haar kind af te staan?

Er zijn heel veel redenen, en elk verhaal is persoonlijk. Het kan zijn dat je als alleenstaande mama van drie kinderen het niet aankunt om nog een kind erbij te nemen, dat je vluchteling bent en al zoveel problemen hebt, dat je verkracht ben en zegt: ‘Ik ga nooit van dat kind kunnen houden.’ Dat kan van alles zijn. Maar geen enkele moeder zal dat voor haar plezier doen. Daarvoor is een kind dragen en op de wereld zetten veel te existentieel.”

Adoptiehuis helpt iedereen die dat wil in zijn/haar zoektocht naar de geboorteouder of de geadopteerde. Ze zoeken ook voor adoptiekinderen en geboorteouders in het kader van een anonieme bevalling in Frankrijk. Info: nazorg@adoptiehuis.be , 03/232.24.52 of 0800/62 307 (het nummer voor ongewenst zwangeren).

Uit: Libelle 17/2020 – Tekst: Annelies Dyck

Meer openhartige verhalen:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."