busramp
Getty Images

Een pakkende terugblik op de busramp in Sierre: wij spraken met juf Annita en juf Linda

Door Karolien Joniaux

Tien jaar geleden, op 13 maart 2012, verloor basisschool ’t Stekske in Lommel vijftien leerlingen en twee leerkrachten. Juffen Annita en Linda blikken terug op wat dit betekende voor hen en voor hun school, en welke weg ze sindsdien samen hebben afgelegd.

Voor juffen Annita (61) en Linda (53) is Basisschool ’t Stekske in Lommel hun tweede thuis. Ze hebben er respectievelijk al 38 en 25 jaar op de teller staan – Annita in het eerste leerjaar, Linda in de eerste kleuterklas. Tien jaar geleden werd hun kleine veilige schooltje ongewild wereldnieuws toen een bus met zesdeklassers verongelukte op de terugweg van hun skireis. Maar liefst 28 mensen kwamen bij het ongeval om, van wie vijftien leerlingen en twee collega’s van ’t Stekske. Niet alleen voor de betrokken familieleden, maar ook voor het schoolteam is de impact enorm.

“Het heeft ons getekend voor het leven,” vertelt Linda. “Mijn geheugen laat me zo vaak in de steek, maar de gebeurtenissen van tien jaar geleden zijn er zodanig in gekerfd, dat ik me de dagen nadien nog beeld voor beeld herinner.”

Even hebben ze getwijfeld of het wel aan hén is om hun verhaal te vertellen, zelfs raad gevraagd bij enkele betrokken ouders. Ze besluiten alleen toe te zeggen als ze het interview samen mogen doen. Omdat het hen emotioneel nog zo raakt en ze steun vinden bij elkaar, maar ook omdat ze het goed willen doen.

Annita: “Het is belangrijk dat we de juiste woorden gebruiken. Het laatste wat we willen, is verdriet oprakelen of mensen kwetsen. Er ís al zoveel pijn.”

Linda: “Maar tegelijk willen we het verdriet ook niet wegmoffelen. Mensen mógen weten dat we nog rouwen om de kinderen en de collega’s die we verloren zijn. Dat we hen tien jaar later nog steeds enorm missen en dat onze school nooit meer dezelfde zal zijn.”

Surrealistische sfeer

Op woensdagochtend 14 maart 2012, rond een uur of vijf ’s ochtends, krijgt elke leerkracht van de school hetzelfde telefoontje. Er is een busongeval gebeurd met de klas van meester Raymond. Veel meer weten ze dan nog niet, maar iedereen wordt zo snel mogelijk op school verwacht.

Linda: “Zodra die telefoon rinkelde, kreeg ik al een benauwd gevoel. Wie belt er nu zo vroeg? Toen mijn man het woord ‘busongeval’ hoorde vallen, trok hij meteen grote ogen. Hij is een nachtbraker en had de avond voordien al een nieuwsflash gezien over een busongeval. ‘Linda, als het om dezelfde bus gaat, is dit geen goed nieuws. Verwacht je maar aan verschillende dodelijke slachtoffers.’ ”

Annita: “Hoewel iedereen meteen aanvoelde dat het er niet goed uitzag, denk ik dat niemand toen al de draagwijdte van het ongeval besefte. Er was ook nog zo weinig informatie op dat moment. Omdat ik vlak bij school woon, kwam ik als één van de eersten aan. Het crisisteam met onder meer de directrice was druk in de weer en ik stond daar maar, niet goed wetende wat te doen. Ik herinner me nog dat mijn oog viel op de kleurrijke letters die aan de ramen hingen: een slogan om de terugkerende skiërs die ochtend welkom te heten. ‘Dat moet weg!’ schoot door me heen en instinctief ben ik de letters eraf beginnen halen. Kort daarna begonnen de ouders en ook de andere leerkrachten toe te komen.”

Linda: “Tegen dat ik aankwam, krioelde het op ons schooltje van mensen die ik nog nooit had gezien. Medewerkers van het Rode Kruis die af en aan liepen, politiemensen, zelfs al satellietwagens van de pers. Van het ene op het andere moment kwam ik terecht in een sfeer die ik nog nooit had meegemaakt. Het voelde bedreigend, al dat onbekende volk op onze vertrouwde plek. Al vrij snel had ik opgevangen dat Veerle en Raymond, de twee collega’s die mee op reis waren, het busongeval niet hadden overleefd, maar de informatie was toen nog heel versnipperd.

Ik hoor nog zo één van onze collega’s zeggen: ‘Maar goed dat Raymond en Veerle bij de kinderen zijn. Zij zullen zich in alle chaos wel over hen ontfermen.’ Verbluft keek ik haar aan ‘Maar dat ís het net: Veerle en Raymond zíjn er niet meer’. Bovenop al het verdrietige nieuws leek dat een ondraaglijk besef: er is niemand van ons meer om ter plaatse te helpen.

“De onzekerheid was verschrikkelijk”

Annita: “Het heeft die dag denk ik nog tot de avond geduurd vooraleer wij – en dus ook de ouders – exact wisten wie het ongeval had overleefd en wie niet en die onzekerheid was verschrikkelijk. Als leerkrachten probeerden we te helpen waar kon, maar dat was zo weinig. Ze zeggen ooit: woorden schieten te kort, maar dat wás op dat moment ook zo. Wat moet je zeggen tegen een mama die je smekend aankijkt ‘Het zal de mijne toch niet zijn?’ ”

Linda: “En hoe moet je reageren als er bij het ene groepje ouders een sprankeltje hoop binnenkomt en je tegelijk beseft dat goed nieuws voor de ene slecht nieuws voor de andere betekent? We hebben vooral ontzettend veel geknuffeld. Koffie zetten en knuffelen, dat leek het enige dat we konden doen.”

Van collega’s naar lotgenoten

Linda: “Die dag was één grote chaos. Rond elf uur vertrokken de ouders van de kinderen – per bus nota bene – naar de luchthaven van Melsbroek om naar Zwitserland te gaan. Intussen bleven familieleden, crisiswerkers en de berichten vanuit Sierre toekomen. Ik herinner mij nog dat ik op een gegeven moment de nood voelde om even alleen te zijn. Ik liep naar mijn klasje, maar dat was omgetoverd tot persconferentieruimte. Ik mocht er niet in. Ik ben dan maar op het toilet gaan zitten. Je wist gewoon niet wat je overkwam.”

Annita: “In al die hectiek stond mijn moeder ineens voor mijn neus. Hier, in de schoolgang. Ze had het nieuws gehoord en moést mij zien. Kort even knuffelen en weg was ze. Je kunt je niet voorstellen hoeveel deugd dat deed.”

Linda: “Innerlijk voelde je een tweestrijd. Er was zoiets verschrikkelijks aan het gebeuren, dat je niets liever wilde dan de mensen die je graag ziet, rondom je hebben. Langs de ene kant wou ik dus wel naar huis, maar zodra ik thuis was, had ik het gevoel dat ik terug op school moest zijn.

“Het voelde niet juist om weg te gaan. Mijn collega’s hadden mij meer nodig dan mijn gezin”

Annita: “Die eerste week zijn we allemaal bijna non-stop op school geweest. Omdat er veel geregeld moest worden, van bezoekjes aan de getroffen ouders en de herdenking van de slachtoffers tot onze aanpak naar de andere leerlingen toe, maar vooral ook omdat het niet juist voelde om weg te gaan. Mijn collega’s hadden mij meer nodig dan mijn gezin. En ook omgekeerd: ik had hen nodig. Ineens waren we lotgenoten. Twee van onze lieve collega’s waren plots weggerukt uit ons team.

En al die kinderen… Ik mag er niet aan denken hoe de getroffen ouders zich gevoeld hebben, maar ook voor ons waren dit kinderen aan wie we stuk voor stuk gehecht waren. Als leerkracht neem je elk jaar op het einde van het schooljaar afscheid van de zesdeklassers en elk jaar is dat emotioneel: je hebt hen negen jaar zien groeien en nadien slaan ze hun vleugels uit. Maar deze kinderen zouden hun vleugels niet uitslaan. Ze waren gewoon wég. Dat zoiets überhaupt mogelijk is, is bijna niet te vatten…”

Linda: “Ik besefte dat pas ten volle tijdens de officiële afscheidsviering. Toen de soldaten de kisten binnendroegen. Eerst eentje, dan nog eentje, dan nog eentje… Dat duurde eindeloos. Met elke nieuwe kist die binnenkwam, voelden mijn benen zwaarder. Dit is toch niet mogelijk, dit kan toch niet? Ik had op voorhand ook heel zelfverzekerd geroepen dat ik iets wou doen tijdens de ceremonie. Ik zou een kunstwerk vasthouden terwijl er een tekst werd voorgelezen, puur omdat ik me nuttig wilde maken, iets wou bijdragen. Tot ik daar stond in het midden van die enorme zaal, omgeven door al dat verdriet… Ik heb mij nog nooit zo klein gevoeld als toen.

Sterke schouders en zachte knuffels

Annita: “De dagen en weken nadien, waren er van onszelf heruitvinden als leerkracht en doen wat het beste leek. Hier bestond geen draaiboek voor en iedereen in onze school was op een andere manier geraakt door het ongeval. In sommige klassen zaten broertjes of zusjes van de slachtoffers en ook de kleintjes beleefden dit helemaal anders dan de groteren.”

“Zelf heb ik ook troost geput uit de ontwapenende uitspraken van de kindjes in mijn klas”

Linda: “Voor veel kinderen was dit de eerste kennismaking met de dood en sommigen hadden ook schrik: wat als dit met mijn mama of papa gebeurt? Wie wou, mocht zich even terugtrekken in een stiltehoekje waar ook altijd iemand aanwezig was om vragen te beantwoorden. Bij mijn kleutertjes waren die heel rechttoe rechtaan en ik moet eerlijk zeggen dat ik ook niet altijd wist wat te antwoorden, maar soms was het genoeg om de kinderen gewoon even vast te houden en hen zo te troosten. Dat gold trouwens ook omgekeerd: zelf heb ik ook troost geput uit de ontwapenende uitspraken van de kindjes in mijn klas.”

Annita: “Heel herkenbaar. Naar mijn gevoel is sindsdien de afstand tussen leerkrachten en leerlingen zelfs hertekend op onze school. Ook al hielden we ons in de klas sterk, tegelijk voelden de kinderen onze kwetsbaarheid. Dat kan bij zo’n drama ook niet anders: je bént niet alleen leerkracht, maar ook mens. En net dat bracht ons precies dichter bij elkaar. Alsof we allemaal voelden dat we elkaar nodig hadden: de kinderen onze sterke schouder en onze heldere antwoorden, wij hun knuffels en onbevangenheid.

Natuurlijk is dat de maanden en de jaren nadien opnieuw meer in evenwicht gekomen, maar ‘je kwetsbaar durven opstellen’ en die lage drempel tussen ons en de leerlingen – of tussen ons en de ouders zelfs – die voel ik vandaag nog steeds.”

Mekaar haarfijn aanvoelen

Linda: “Ook tussen de collega’s is er iets fundamenteels veranderd sindsdien. Iedereen reageerde anders op de gebeurtenissen: sommigen wilden de hele tijd praten, anderen hadden vooral behoefte aan knuffels en wilden niets liever dan vastgepakt worden, en nog anderen verwerkten het in stilte. Maar ook al uitten we het elk op onze eigen manier, allemaal voelden we de verbondenheid.

Annita: “Doordat we zoiets intens samen hadden beleefd, leerden we elkaar ook heel goed kennen. Nog steeds kan ik in een oogopslag zien als iemand van ons team niet goed in zijn vel zit. En ik voel ook zelf heel erg dat vertrouwen: dit zijn mensen op wie ik kan bouwen. Of het nu gaat over het ongeval of over zorgen thuis, aan hen kan ik mijn verhaal kwijt, zonder oordeel. Natuurlijk zijn er de voorbije tien jaar nieuwe collega’s bijgekomen en zij absorberen die warme open sfeer ook en maken evengoed deel uit van het team. Maar toch zal ik, als ik écht ergens mee zit, eerder aankloppen bij iemand van toen. Die connectie is altijd gebleven.”

“Dat teamgevoel is destijds onze grootste sterkte geweest”

Linda: “Toen twee jaar geleden onze directrice en onze turnleraar, meester Erik, met pensioen gingen, was dat dan ook een erg emotioneel moment. Ook Annita vertrekt binnenkort. Ik weet dat dat weer even slikken gaat zijn. Weer iemand minder uit de groep van toen.

Annita: “Maar ergens is dat ook mooi. Ik ben er zeker van dat dat teamgevoel destijds onze grootste sterkte is geweest. Mensen zeiden vaak: ‘Jullie klop komt nog. Pas op, want vroeg of laat volgt de crash’. Maar in ons team is niemand gecrasht. Uiteraard kon het verdriet ons overvallen. Er waren momenten dat we even de klas uit moesten omdat het niet meer ging en gelukkig was daar ook ruimte voor, maar dan dronken we een koffie met een collega of putten we kracht uit een gesprek. En daarna konden we er weer tegenaan.”

En dan moet je verder

Linda: “Want naast leren omgaan met die vreselijke gebeurtenissen, hadden we als school natuurlijk nog een belangrijke andere opdracht. Doorgaan met lesgeven, met leven, de draad weer oppakken. Met momenten was dat heel confronterend. Als ik voorbij het secretariaat liep en daar plots iemand anders zat dan Veerle. Iemand die heel nodig was en heel welkom, maar die zo pijnlijk duidelijk maakte dat de draad die we probeerden op te pakken niet meer dezelfde was.

Of toen dat kleine groepje zesdeklassers dat het ongeval wél had overleefd eindelijk uit het ziekenhuis was ontslagen en een paar van hen terug naar school kwamen voor de laatste weken van hun lagereschoolloopbaan. Dat beeld was hartverscheurend: vijf leerlingen in een klein hoekje van de klas, allemaal aan één tafeltje.

Annita: “Alles wat we deden leek ook een evenwichtsoefening. De overblijvers deden hun vormsel of hun lentefeest. Hoe gaan we daar als school mee om? Uiteraard hebben zij recht op hun feest, maar waar doen we de ouders van de overleden kinderen verdriet mee?

Linda: “Hetzelfde met het schoolfeest. ‘Je gaat toch geen feest geven in een school waar zoiets gebeurd is?’ ‘Maar we moeten toch íets doen?’ Dat eerste jaar hebben we bewust een andere invulling gezocht en met de hele school bomen geplant. Op zich een mooi en warm idee, maar een ongelofelijk trieste dag. Het was juni, maar ongelofelijk koud en het regende pijpenstelen – volgens mij sneeuwde het zelfs.

Iedereen was verkleumd en de bomen die we hadden geplant, lagen al scheef nog voor we weer binnen waren. Dan besef je des te meer: hoe hard je ook je best doet om door te gaan en als groep nieuwe herinneringen te maken, wat gebeurd is, verander je niet.

Eerste schoolreis

Linda: “Onze eerste schoolreis na het drama, was nog zo’n mijlpaal die ik nooit zal vergeten. Je weet dat die dag ooit komt: dat er opnieuw een klas een bus opstapt. Uitstappen horen er nu eenmaal bij.

Annita: “Maar bij die eerste schoolreis, waren dus alle klassen tegelijk onderweg. Naar een overdekte speeltuin, een kleinschalig pretpark… Iedereen naar een andere plek.”

“Vandaag is die angst dat er onderweg iets misloopt gelukkig een pak minder, maar nog altijd schiet het door mijn hoofd”

Linda: “De hele dag door stuurden we elkaar sms’jes. ‘Wij zijn veilig aangekomen.’ ‘Bij ons ook nog alles oké’ ‘Wij stappen weer de bus op’ De directrice zat als enige op school te wachten tot haar klasjes terug waren. Enorm zenuwslopend was dat. Vandaag is die angst dat er onderweg iets misloopt gelukkig een pak minder, maar nog altijd schiet het door mijn hoofd. Ook als ik níet op school ben. Onlangs reed ik nog eens naar zee en zodra we de Kennedytunnel inreden, kreeg ik een knoop in mijn maag. Het zijn niet meer de dikke tranen die de eerste jaren over mijn wangen rolden, maar wel een ingebakken besef: ‘Het kan fout gaan’. Iets waar ik vroeger niet eens bij stilstond.”

Van grote viering tot intiem etentje

Linda: “Hoewel de gebeurtenissen bij ons dus altijd op de achtergrond sluimeren – de ene dag al wat meer dan de andere – leeft het bij de buitenwereld vooral rond de ‘verjaardagen’ van het ongeval. En vaak zijn de reacties hetzelfde: ‘Al die herdenkingen… Dat mag wel eens gedaan zijn. Waarom al dat verdriet blijven oprakelen?’ Maar voor ons betekenen die herdenkingen geen extra confrontatie met het verdriet, maar eerder de erkenning ervan.

Annita: “De manier waarop we hen herdenken is doorheen de jaren wel veranderd. De eerste jaren hielden we een grote viering met heel de school – samen sterk. Maar dat waren steevast erg emotionele momenten en op een bepaald punt merkten we dat dit niet meer aansloot op hoe onze leerlingen het beleefden.”

Linda: “Er zaten nog maar een paar broertjes of zusjes van die bewuste zesde klas op onze school en de jongste leerlingen waren zelfs nog niet geboren toen het drama gebeurde. Ik herinner mij nog dat er op een gegeven moment een kleutertje op mijn schoot zat, overweldigd door de grote groep. Toen ze mijn tranen zag, keek ze geschokt en voelde ze met haar handje aan mijn gezicht. ‘Heb jij pijn?’ vroeg ze met grote ogen. Met heel het team hebben we toen beslist: we kunnen het niet maken om de kinderen te blijven confronteren met verdriet waar ze zelf geen voeling mee hebben.”

“We gáán verder met het leven. Maar wat ons tien jaar geleden heeft getroffen, nemen we daarin mee”

Annita: “Sindsdien hebben we de dingen omgegooid. We vinden het nog steeds belangrijk dat onze leerlingen weten wat er zoveel jaren geleden gebeurd is, maar het gedeelte met de leerlingen is nu minder beladen en kleinschaliger: op 13 maart gaat elk klasje apart een kaarsje branden op onze herdenkingsplek. Als team gaan we die dag wel nog elk jaar samen eten en daarna bezoeken we het kerkhof. We sturen de familie van de kinderen – en die van Veerle en Raymond – zowel op hun verjaardag als op 13 maart ook een kaartje. Op die manier hebben we een mooi evenwicht gevonden.

Want zoals de meeste mensen die rouwen aanvoelen, is het idee van ‘laat het los en ga verder met het leven’ te simplistisch. Wij gáán verder met het leven. We blijven als school overeind, voor onze leerlingen en de kindjes die nog moeten komen. Maar wat ons tien jaar geleden heeft getroffen, nemen we daarin mee. Of we het nu willen of niet, het bepaalt voor een stukje onze geschiedenis en wie we zijn.

Uit: Libelle 10/2022 – Tekst: Karolien Joniaux

MEER PAKKENDE VERHALEN:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."