Mijn verhaal: Ayana was ooit zelf een vluchtelinge, en zet zich nu in voor lotgenoten
Ayana voelde zich niet meer veilig in Ethiopië en vluchtte met haar zoon naar België. Nu zet ze zich als vrijwilliger in voor mensen in nood.
Ayana (31): “Ik ben opgegroeid in Ethiopië, een land dat al jaren wordt verscheurd door etnische onlusten. Er is veel repressie, veel geweld. Mijn man is negen jaar geleden doodgeschoten door militairen toen hij deelnam aan een protestmars tegen oneerlijke verkiezingen en corruptie.
Ik was op dat moment zwanger van ons eerste kind. Mijn zoon Robel is geboren in een vluchtelingenkamp. Elke dag stierven er mensen in het kamp, bij gebrek aan voedsel en medicijnen. Dus toen ik de kans kreeg om naar Europa te vluchten, heb ik niet geaarzeld. In Ethiopië had ik geen toekomst meer. Ik wilde mijn zoon in vrede en veiligheid laten opgroeien en hem alle kansen geven op een beter leven. Vluchten was de enige optie.
Eindelijk veilig
In de herfst van 2017 ben ik in België aangekomen, Robel was toen elf maanden oud. Eerst hebben we een tijdje in een asielcentrum gewoond, nadien verhuisden we naar een appartement. Het was zwaar om een nieuw leven op te bouwen in een land waarvan ik de gewoontes en gebruiken niet kende.
Voor ik hier belandde, had ik zelfs nog nooit van België gehoord. En ja, ik heb me dikwijls alleen gevoeld. Maar Robel en ik hadden geen honger meer en we waren veilig, dat was het belangrijkste.
Soms droomde ik over alle vreselijke dingen die ik had gezien in Ethiopië, om daarna opgelucht wakker te worden: ik hoefde niet meer te vrezen voor mijn leven en dat van mijn kind.
Ik ging naar school om Nederlands te leren en was altijd bij de besten van de klas
In mijn thuisland ben ik maar tot mijn twaalfde naar school geweest, zoals alle meisjes daar, maar in België ontdekte ik dat ik best slim was. Ik ging naar school om Nederlands te leren en was altijd bij de besten van de klas.
Na een paar jaar had ik de taal zo goed onder de knie dat ik een job vond in een supermarkt. Daar werk ik nog altijd, deeltijds. Daarnaast doe ik vrijwilligerswerk. Zo werk ik twee halve dagen per week in een opvanghuis voor vrouwelijke vluchtelingen zonder wettig verblijf.
Die vrouwen hebben geen papieren, geen rechten, geen thuis. In het opvanghuis vinden ze tijdelijk onderdak én hulp om hun leven op de rails te krijgen. Ik steek een handje toe in de keuken en met de was, of ik help de vrouwen met hun papieren of hun Nederlands.
Ook werk ik mee aan acties om giften en spullen in te zamelen, want de meesten van hen bezitten letterlijk niets. Ik wil voor hen graag een voorbeeld van hoop zijn: als je je best doet en volhoudt, zal het elke dag een beetje beter gaan.
Een luisterend oor
Een andere plek waar ik regelmatig vrijwilligerswerk doe, is het buurtcentrum. Toen ik in het begin in deze wijk woonde, ben ik er eens binnengestapt. Het was fijn om mensen te ontmoeten die net als ik hun weg zochten in een nieuw land.
Het buurtcentrum werd mijn tweede thuis; na verloop van tijd ben ik er zelf gaan meedraaien als vrijwilliger. Ik wilde op mijn beurt iets betekenen voor buurtbewoners in nood: vluchtelingen, maar ook mensen van hier die in armoede leven of eenzaam zijn. Hun problemen oplossen kan ik niet, maar ik kan wel luisteren, een kop koffie of thee geven, hen het gevoel geven dat ze even thuis zijn.
Met mijn werk in de supermarkt en de zorg voor mijn zoon heb ik mijn handen al goed vol, maar ik vind het belangrijk om ook vrijwilligerswerk te doen en andere mensen te helpen.
Ik weet hoe het voelt om ontheemd te zijn, om er alleen voor te staan met een kind, om geen geld te hebben, om de taal niet te spreken en niet te kunnen uitleggen wat je nodig hebt.
Mijn ouders hebben ons altijd voorgehouden dat we elkaar moeten helpen. Dat zit er bij mij ingebakken
Zelf ben ik vrij snel goed terechtgekomen, dankzij mensen en organisaties die er voor me waren. Dus wil ik graag iets terugdoen. Wat ook meespeelt: in Ethiopië ben ik opgegroeid in een groot gezin, met zes zussen en vier broers.
De basis van ons gezin was liefde, en die liefdevolle opvoeding heeft van mij een sterk mens gemaakt. Mijn ouders hebben ons altijd voorgehouden dat we elkaar moeten helpen. Dat zit er bij mij ingebakken. Alle mensen die ik vandaag help, zijn mijn broers en zussen.
Mijn familie in Ethiopië heb ik niet meer gezien sinds ik er ben weggevlucht. We hebben wel contact via WhatsApp en ik stuur af en toe een pakje naar ginder, of wat geld, maar ik heb niet de middelen om hen daar te gaan bezoeken. Ik zou het ook niet durven, ben veel te bang dat ik daarna niet meer zou kunnen terugkeren.
Een groot hart
Voor Robel vind ik het wel jammer. Ik vertel hem regelmatig over dat verre land waar zijn roots liggen, over zijn vader en zijn grootouders, maar het is een wereld waar hij zich niets bij kan voorstellen. Hij is hier opgegroeid: hij doet het goed op school, heeft veel vrienden, voetbalt graag en zit bij de Chiro.
We hebben het goed samen. Ik doe mijn best om er een fijne jongeman van te maken, met een groot hart dat ook klopt voor anderen. Zoals mijn ouders dat bij mij hebben gedaan, hou ik ook hem voor: we zijn op de wereld om elkaar te helpen.”
Meer openhartige verhalen:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!