Koen

“Eén blik, één flard van een oude grap en we zitten meteen weer op datstudententerras in Leuven”

Al sinds mijn studententijd heb ik twee beste vrienden. En ik verwittig jullie maar meteen: één van de twee heet Koen, dus voor jullie, lezeressen, is het misschien niet zo makkelijk om in één column twéé Koenen te zien opduiken, haha. Maar goed.

Het is tegelijk vreemd en geruststellend hoe sommige vriendschappen geen intensief onderhoud lijken te vergen. Je kunt elkaar maanden of zelfs jaren niet zien, en toch verandert er niets. Alsof de tijd, die elders alles aantast, op dit kleine universum van drie, gewoon geen vat krijgt.

Er is geen groots plan, enkel de belofte van rust, goed eten en gesprekken die vanzelf hun weg vinden

Pierre, Koen en ik hebben samen gestudeerd, gefeest, verhuisd, getrouwd, kinderen gekregen en weer afscheid genomen van dingen en mensen. En toch blijft de dynamiek dezelfde. Eén blik, één zinnetje, één flard van een oude grap en we zitten meteen weer op dat studententerras in Leuven, met te weinig geld en te veel overtuigingen.

Pierre woont intussen in het buitenland en komt nog zelden naar België. Koen zie ik vaker – al kan ook dat weleens een rekbaar begrip zijn. Het was zijn idee om nog eens een weekend met z’n drieën aan zee door te brengen. Pierre vliegt speciaal tot in Rijsel, waar wij hem gaan ophalen, om vervolgens naar De Panne te rijden. Er is geen groots plan, enkel de belofte van rust, goed eten en gesprekken die vanzelf hun weg vinden.

Vanzelfsprekendheid

Dat het weekend er überhaupt komt, is een klein mirakel. Mijn rug ligt al weken in puin, de osteopaat en de dokter zeggen dat ik ‘voorzichtig’ moet zijn – een advies dat in de praktijk neerkomt op niets doen. Daarbij ligt mijn moeder in het ziekenhuis en kan ik enkel weg omdat mijn broer en zus het bezoek een weekendje op zich nemen.

Zwaar gedempt door pijnstillers en ontstekingsremmers kan ik gelukkig toch vertrekken. Het is niet het soort rit waar je een playlist voor maakt; eerder eentje waarvan je gewoon hoopt om zonder krampen of steken aan te komen.

Wanneer we Pierre aan de luchthaven oppikken – kleine reistas, grote glimlach – voelt het alsof er geen jaren zijn verstreken. En eens aan zee herneemt alles zijn vanzelfsprekende ritme. We praten over schrijvers en over muziek. Koen en Pierre discussiëren over het beste album van Paul McCartney, over hoe ondergewaardeerd bepaalde Led Zeppelin-nummers zijn, over welke bassist de tand des tijds het best heeft doorstaan. Ik luister, stel vragen, en leer weer meer dan ik me had voorgenomen. Soms is het heerlijk om geen expert te zijn.

Wat me telkens opnieuw treft, is de vanzelfsprekendheid van deze band. Het is een soort bloedbroederschap zonder ceremonie of gezworen eed

’s Avonds koken we. Koen heeft veel te veel eten voorzien, vooral omdat ik met een door medicatie gebombardeerde maag nauwelijks iets durf te eten en het ook bij water hou. Maar de gesprekken worden losser naarmate de flessen leger geraken. We praten over de kinderen, de ouders, over werk en kleine zorgen die groot lijken als je ze te laat op de avond aanraakt.

Af en toe zwijgen we ook, zonder ongemak. Sommige stiltes zijn even vertrouwd als de stemmen die eraan voorafgaan. Wat me telkens opnieuw treft, is de vanzelfsprekendheid van deze band. Het is een soort bloedbroederschap zonder ceremonie of gezworen eed. Gewoon weten dat, als ik ooit in de penarie zit – in welk land ook – en ik maar één telefoontje mag doen, dat het naar één van hen zou zijn. En dat er binnen de minuut een plan zou zijn om me te komen halen.

Op zondagochtend trekken we het strand op. De lucht is koud en helder, de zee schuimt koppig tegen de wind in. Ik beweeg voorzichtig, de rug protesteert zacht, maar het hoofd is licht. We praten minder nu. Er is niet veel meer te zeggen. We weten hoe het gaat: elk gaat straks terug naar zijn eigen leven, zijn eigen tempo, zijn eigen zorgen. Tot de volgende keer, wanneer dat ook is.

Als ik vertrek, geef ik beide kameraden luchtig een knuffel. Geen zwaarmoedig afscheid, wel een knik en een halve belofte om ‘snel weer iets te plannen’. Ik stap voorzichtig in de auto, met een rug die dankbaar is dat het weekend voorbij is, maar een hart dat dat een stuk minder is. Vriendschap heeft geen woorden nodig. Hoogstens een berichtje achteraf: “Topweekend. Volgend jaar weer?” Waarop twee seconden later het antwoord volgt: “Tuurlijk. Als je rug het houdt.”

Meer van onze columnisten lezen?

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."