Koen
“Wanneer ik met mijn scooter naast een echte motor rij, voel ik me als een chihuahua op een hondenshow”
Koen Strobbe keerde na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.
‘Sterk vertraagd verkeer’, zegt de dame op de radio, met een stem die het midden houdt tussen een I told you so-toontje en pure gelatenheid. Ik kijk op mijn horloge en besef met een zucht dat ik nooit op mijn streefuur op het werk zal geraken. Tegelijk prijs ik de uitvinder van de glijdende werkuren.
Terwijl ik verder aanschuif richting Brussel, ga ik zoals altijd een beetje opzij voor de motorrijders die soepel tussen de rijen auto’s door laveren. Ik heb respect voor hun lef, hun stuurvastheid, hun wapperende sjaaltjes, glanzende helmen en piekfijn onderhouden leren vesten, en vind het telkens weer leuk als er één zijn been of arm uitstrekt om te bedanken.
Als dertiger reed ik zelf op mijn zware motor de files voorbij. Dat waren de tijden dat je dankzij je motorfiets bijna klokvast kon timen wanneer je thuis moest vertrekken. Toen we naar Frankrijk trokken, heb ik de motor verkocht. Ilse heeft me nadien doen beloven om nooit nog een zware motor in huis te halen, bang als ze is dat er me iets zou overkomen.
Bij sterke tegenwind voelt het alsof ik achteruit gezogen word, terwijl de ‘echte’ motorrijders me vrolijk voorbijzoeven, elegant als haaien tussen een school sardienen
Toen we dus terug naar België kwamen en het motor-virus toch niet helemaal weg bleek te zijn, heb ik me dan maar een… 125cc-scooter gekocht. Rood, klein, bescheiden, dapper. Maar als ik naast een ‘echte’ motorfiets rij, voel ik me toch een beetje zoals een chihuahua op een hondenshow.
Ik kocht het ding vol goede bedoelingen. Om de files opnieuw te slim af te zijn. Maar zo’n scooter is geen motorfiets. En ik had er een scherm op moeten laten monteren, want nu merk ik pas hoeveel wind we hier in Vlaanderen hebben. Bij elke rit geeft moeder natuur me af en toe een vuistslag recht op mijn hoofd, aerodynamische helm of niet. En zo’n scooter haalt met moeite honderd per uur. Bij sterke tegenwind voelt het alsof ik achteruit gezogen word, terwijl de ‘echte’ motorrijders me vrolijk voorbijzoeven, elegant als haaien tussen een school sardienen.
Als ik dus zoals nu in de auto vastzit, voel ik nog altijd een plaatsvervangend gelukje als ik hen zie gaan. Onaantastbaar, terwijl ze zich niet aan de wetten van de file onderwerpen, maar hun eigen route kiezen, hun eigen ritme. Met als enige hindernis af en toe een auto die onverhoeds van rijstrook wisselt of te weinig plaats laat.
Wapperende haren
Terwijl er net weer een colonne van vijf motoren passeert, vraag ik me af of dat allemaal – zoals ik toen – twintigers en dertigers zijn die de motorfiets boven de auto verkiezen. Of zouden er toch ook een aantal tussen zitten die de motorfiets niet – zoals ik – ooit afgezworen hebben?
Aan zo’n leren pak en een helm zie je immers niet of iemand twintig of vijftig is. Wat je wél ziet, is dat er hoe dan ook veel meer vrouwen de motor ontdekt hebben dan vroeger. Steeds vaker zie je opvallend wapperende haren of een paardenstaart vanonder de helm piepen. Het lijkt wel alsof dat staartje zegt: ja, ik ben een vrouw en ik kan evengoed met tweehonderd kilo rijdend metaal overweg als een man.
Wie ooit zelf achterop zat, weet hoe ellendig dat kan zijn: je ziet weinig, je voelt alles, en het enige wat je kunt doen, is er volop op vertrouwen dat degene die voor jou het stuur in handen heeft, weet wat hij doet
Ze hebben overschot van gelijk. Te lang zijn vrouwen de achterzitters geweest. Geduldig meerijdend met een man die absoluut van die lange uitstappen wilde maken op zijn stalen ros. Wie ooit zelf achterop zat, weet hoe ellendig dat kan zijn: je ziet weinig, je voelt alles, en het enige wat je kunt doen, is er volop op vertrouwen dat degene die voor jou het stuur in handen heeft, weet wat hij doet.
Bovendien is achterop zitten een stuk vermoeiender dan zelf rijden: je moet anticiperen op alles wat de persoon voor jou níét zegt, níét ziet en níét voelt. Dus hulde aan alle vrouwen die jarenlang voor manlief hun rug op het spel zetten. En driedubbele hulde aan wie nu zelf rijdt.
Uit liefde voor Ilse blijft het voor mij dus bij die scooter. En natuurlijk heeft dat scooterrijden ook wel veel leuks, al blijft het toch een beetje alsof je een hele zomer elke dag langs een superdeluxe ijskar wandelt, terwijl je zelf alleen maar recht hebt op een waterijsje uit de nachtwinkel. Maar kom, zolang niemand me inhaalt op een elektrische step hoor je me niet klagen.
Nog meer columns?
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtje