Annick

over een gebouw dat meer is dan deurbellen en beton

“Frans, Indisch, Duits… onze buren zijn van overal. Die mengelmoes vind ik zo fijn aan de stad”

Annick Ruyts werkte jarenlang voor VRT, nu schrijft ze vooral. Samen met Walter woont ze deels in hartje Brussel en in een Ardens dorpje. Ze heeft twee zonen en een plusdochter.

Ons appartement in Brussel maakt deel uit van een prachtig art-decogebouw met tien verdiepingen, en op elke verdieping drie appartementen. In totaal wonen we er met dertig gezinnen, die allemaal, net als wij, een beetje verliefd zijn geworden op dit pand dat bijna zijn honderdste verjaardag viert. We zijn allemaal weg van de hoge plafonds, het prachtige trappenhuis vol smeedijzer, het zachte kraken van de parketvloer. Het is een plek met karakter.

De meeste bewoners zijn eigenaars. En hoewel ik intussen iedereen zo’n beetje ken van gezicht of van de naam op de brievenbus, blijft het toch vaak bij een knikje in de gang en een beleefde ‘bonjour’ in de lift. Omdat ik daar verandering wil in brengen, organiseer ik een drink. Op de gelijkvloerse verdieping van ons gebouw zat vroeger een nachtwinkel. Die is leeggemaakt en opgeknapt, maar nog niet opnieuw verhuurd. De eigenaar, een vriendelijke man die in het gebouw naast ons woont, vindt het prima dat we de ruimte gebruiken. Op één voorwaarde: geen gedoe, en netjes achterlaten. Uiteraard.

Mijn hart maakt een sprongetje elke keer dat een inschrijving via mail binnenkomt

Binnen de week heb ik uitnodigingen ontworpen, op mooi papier laten printen en in alle brievenbussen gestoken. Voor de zekerheid hang ik er een paar op in de gang, boven de brievenbussen en naast de lift. Het blijft een tijdje stil, maar na een paar dagen stromen de mailtjes binnen. “Wat een leuk idee!” “We komen zeker.”

Mijn hart maakt telkens een sprongetje. We prikken een datum: een zondagnamiddag, van vier tot zes. Ik zorg voor bubbels, wijn en wat frisdrank, en vraag iedereen om iets lekkers mee te brengen. Niets verplicht, gewoon, als je zin hebt.

Klinken op onze gemeenschap

En dan is het zover. Eén voor één druppelen mijn Brusselse buren binnen. Sommigen hebben een schotel in de hand, anderen een taart. Een buurvrouw van Indische afkomst brengt heerlijke hapjes mee. En wat blijkt? Onze medebewoners zijn van overal: een Duits koppel, een Luxemburgs kunstenaarsduo, de Indische buurvrouw met haar Franse echtgenoot, een single Duitser, een paar Vlamingen, wat Walen en een Amerikaan. We spreken een mengelmoes van Frans, Engels, af en toe wat Nederlands en Duits.

Dit is zo Brussels, denk ik. Die mengelmoes van talen en mensen is wat ik het allerleukste vind aan deze stad. Iedereen komt van ergens, het maakt niet uit vanwaar, waardoor ergens ook nergens wordt. De buren van de achtste verdieping, de onze, ken ik het beste: wij eten of aperitieven weleens samen. Maar ik klets ook met gezichten die ik nooit eerder heb opgemerkt. “Woont u al lang hier?”, “Oh, in dat hoekappartement met die groene gordijnen!”, “Waauw, de nieuwe baby is al zo groot!” Er wordt gelachen, er worden glazen gevuld, en zowel hummusdipjes als zelfgebakken cake gaan vlotjes naar binnen.

Wat geniet ik ontzettend van de verbondenheid die ik die namiddag voel

Een oudere buurvrouw vertelt dat ze er al sinds 1973 woont. De leuke mensen uit Luxemburg blijken een internationaal bekend kunstenaarskoppel te zijn. En de Amerikaan van wie ik dacht dat hij een Duitser was, is een bio-ingenieur die heel veel over oplossingen voor milieuproblemen weet.

Bijna al onze buren zijn mensen met een internationaal verhaal. De ene woonde lang in Indië, de andere is hier voor drie jaar en werkt in de Europese wijk, de Duitse buurman twijfelt erover of hij in Berlijn gaat wonen of toch hier blijft. Er hangt iets warms in de lucht.

Mijn gebouw krijgt plots een gezicht, meer dan dertig gezichten, om precies te zijn. Aan het einde komt iedereen me heel warm bedanken voor het intitiatief. Ik geniet ontzettend van de verbondenheid die ik voel, deze namiddag.

Wanneer ik de volgende dag de laatste rommel opruim en de vloer dweil, springt de ene na de andere buur binnen met de vraag of ze kunnen helpen. Brussel is niet altijd een makkelijke stad om in te wonen, er gebeuren veel nare dingen. Maar in ons eigen stekje weten we ons geborgen. Dertig gezinnen in een gebouw dat meer is dan alleen deurbellen en beton. Hier wonen mensen die klaarstaan voor elkaar. We zijn onze kleine gemeenschap. En daar mag best eens op geklonken worden.

Nog meer columns lezen?

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."