Annick

“Op zich vind ik het heerlijk om te treinen. Als hij rijdt, tenminste…”

Annick Ruyts werkte
jarenlang voor VRT, nu schrijft ze vooral. Samen met Walter woont ze deels in hartje Brussel en in een Ardens dorpje. Ze heeft twee zonen en een plusdochter.

Over de rust en onrust van treinreizen

De zon komt op boven de velden, de koude maakt het licht rozig en de wereld blauw. Maar ik zit behaaglijk in mijn treincoupé en geniet van de voorbijglijdende velden. Nu ik voor mijn werk weer alle hoeken van het land mag opzoeken, neem ik heel vaak de trein.

De laatste jaren speelde mijn werk zich vooral af onder de toren van het VRT-gebouw 
of thuis. Nu heb ik opdrachten in West-Vlaanderen, Gent, Oostende en Antwerpen en omdat het verkeer zo verschrikkelijk is, neem ik meestal de trein.

Ooit noemde ik mijn auto mijn vrijheid. Maar dat is lang geleden. Ik woon nu op een van de drukste kruispunten van ons land en daar is de verkeersellende echt elke dag voelbaar. Toeterende wagens op het kruispunt, agressief optrekken en gevaarlijke manoeuvres. Als ik van thuis met de wagen naar Antwerpen wil, soupeer ik de helft van mijn reistijd op aan wegraken uit Brussel. Dat is ontzettend frustrerend.

Dat is het enige wat ik echt niet fijn vind aan treinreizen, die onbetrouwbaarheid

Toen we pas in Brussel woonden, hadden Walter en ik elk een wagen. Het heeft een jaar geduurd eer ik mijn autootje wegdeed. Ik dacht dat ik gevangen zou zijn en niet meer weg zou kunnen wanneer ik dat wilde. Maar met de tijd werd duidelijk hoe absurd dat is in ons kleine land en in onze drukke stad. Gelukkig is Walter heel grootmoedig als het op het delen van zijn auto aankomt en kunnen we onze agenda’s bijna altijd zo regelen dat wie die de auto het meest nodig heeft hem ook gebruikt die dag.

In Brussel stad doe ik alles te voet, we wonen in het centrum en daar vind ik alles wat ik zoek op loopafstand. Het is goed voor mijn stappenteller en als het druk is in mijn hoofd, wandel ik wat verder om boodschappen te doen, zo beweeg ik toch een beetje. Naar mijn werk nam ik dan weer de tram. Jaren heb ik het zo gedaan. Elke ochtend op een overvolle Brusselse tram.

Nu ben ik op weg naar Oostende voor een opdracht en zit ik rustig deze column te schrijven op de trein. Weer iets wat ik heb geleerd. Ik gebruik mijn treintijd niet meer om te lezen, maar ik klap meteen mijn laptop open en begin te schrijven. Op zich vind ik het heerlijk om te treinen. Als hij rijdt, tenminste. Dat is het enige wat ik echt niet fijn vind aan treinreizen, die onbetrouwbaarheid. Alsof de duivel ermee gemoeid is, gebeurt het bij mij bijna altijd wanneer ik naar Gent moet. Afgeschafte treinen, spoorlopers, trein in panne. Het kan gebeuren, alle begrip, maar het is bij mijn reizen naar Gent al twee op de vier keren gebeurd.

“Elke staking zet 
de reizigers in de kou. Zo keert het begrip van de bevolking zich toch tegen hen?”

En dan zijn er de stakingen. De afgelopen maanden al verschillende keren en meteen twee of drie dagen. Terwijl mijn trein op dit moment Gent binnenwaggelt, mensen hun jassen bijeenscharrelen en hun rugzakken aangespen, zijn er ergens boze werknemers een staking aan het plannen die al deze mensen in de kou zet, letterlijk. Door iedere keer de reizigers te treffen, keert het begrip van de bevolking zich toch tegen hen? Drie dagen geen treinen is lang, en zeker voor mensen die geen alternatief hebben.

Ik kan alsnog de wagen nemen, maar dat net die mensen die geen wagen 
hebben en misschien ook geen job waarbij ze van thuis uit kunnen werken, getroffen worden, maakt me opstandig. 
Of studenten die naar hun examens moeten geraken. Zij die ouders hebben met een auto en uren die ze zelf kunnen regelen, geraken er wel, maar weer tref je die studenten die dat niet hebben. Die zelf geen auto hebben en geen back-up.

Ondertussen glijden we Gent weer uit en vraagt de man die al van in Brussel tegenover mij zit, wat ik aan het doen ben. Hij blijkt het levende voorbeeld te zijn van wat ik aan het schrijven ben. Elke dag neemt hij de trein naar zijn werk. Zijn vrouw gebruikt de wagen om hun drie kinderen naar school en kinderopvang te brengen. Hij heeft een job waarbij hij niet thuis kan werken. Als er stakingen zijn, is hij op de goodwill van een collega aangewezen, die een halfuur moet omrijden om hem op te pikken. Ook hij is misnoegd.

We kijken samen naar buiten en zijn stil. Net op dat moment schijnt de zon stralend binnen in onze coupé. Zonder woorden kijken we elkaar aan en halen onze schouders op. Treinreizigers begrijpen mekaar.”

Meer van onze columnisten:

Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."