Koen

Koens column: “Dit kindje wil vast weten hoe ver zijn ballon gevlogen is”

Koen Strobbe (57) keert na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.

Als Ilse en ik de natuur intrekken, volgen we het liefst de kleinere paden, die van het standaardpad afwijken. Je kent ze wel, de weggetjes die het midden houden tussen een wildspoor en een jagerspad dat al een hele tijd niet meer wordt gebruikt. Je weet ook dat, als je zo’n weggetje inslaat, daar gegarandeerd krassen op je benen en armen van komen, maar toch is de ontdekkingsdrang bij ons elke keer weer te groot om het niet te proberen.

“Er hangt een koordje in de takken, met aan de ene kant een soort postkaart en aan de andere kant de resten van een ballon”

Ooit ontdekten we in een Zuid-Frans bos op die manier in de schaduw van een oude eik een grote steen waarin iemand lang geleden z’n naam en een datum had gekrast, waarna we dagenlang het internet afspeurden, op zoek naar meer informatie over de persoon in kwestie. Vandaag overkomt ons hier in onze nieuwe heimat iets gelijkaardigs. We lopen op een paadje dat duidelijk al een hele tijd in onbruik is geraakt. Ik loop voorop om zoveel mogelijk takken van bramen en andere prikstruiken die het pad overwoekeren aan de kant te trekken. “Hé, kijk daar, een kaartje”, zegt Ilse plots.

Boven mijn hoofd hangt er een nylon koordje in de takken, met aan de ene kant een soort postkaart en aan de andere kant de verweerde resten van wat ooit een ballon moet zijn geweest. Het kaartje zit in een plastic beschermhoesje en is nog verrassend goed leesbaar. Algauw wordt duidelijk dat het om het restant gaat van zo’n typische ballonwedstrijd, die lagere scholen tijdens het schoolfeest weleens organiseren en waarmee je dan een ham of een broodrooster kunt winnen.

Het jongetje dat zijn naam en telefoonnummer op de kaart heeft gekrast, heet Anthony en woont in het Antwerpse. Als Ilse mijn blik ziet, begint ze meteen te lachen. “Laat me raden, je gaat op onderzoek uit!” “Sowieso moet je dat kind toch iets laten weten,” zeg ik, “het gaat per slot van rekening om een wedstrijd.” Ilse kijkt me met half dichtgeknepen ogen aan. “We weten allebei dat díé al lang afgelopen is, en erg ver heeft de ballon sowieso niet gevlogen, maar ga vooral je gang als je je nieuwsgierigheid niet kunt bedwingen.”

Ik vertel haar voor de zoveelste keer dat ik vroeger als kind ook weleens meedeed aan zo’n ballonwedstrijd en dat ik maandenlang kon uitkijken naar een antwoord dat maar niet kwam. Dus iedereen moet toch wel brandend nieuwsgierig blijven naar wat er van haar of zijn ballon geworden is, zelfs al is dat jaren na de feiten. Bij onze thuiskomst bel ik meteen het nummer dat op het kaartje staat.

“Ik beschrijf in geuren en kleuren het kaartje dat we in het bos vonden, en ga er spontaan van uit dat de man het enthousiasme deelt”

“Hallo?”, zegt een mannenstem wat aarzelend. De man bevestigt dat ik aan het juiste adres ben wanneer ik naar de familienaam vraag die op het kaartje staat. Ik beschrijf in geuren en kleuren het kaartje dat we in het bos vonden, met de naam van de school die de wedstrijd organiseerde, de naam van kleine Anthony die deelnam, en ga er spontaan van uit dat de man aan de andere kant van de lijn het enthousiasme van mijn vondst deelt. Maar de volgende seconde bevries ik, als diezelfde man, van wie ik veronderstel dat hij de vader is, zegt: “Anthony is er niet meer.”

Het bloed klopt in mijn slapen en er schiet van alles door mijn hoofd: wat voor een stom idee het was om zomaar lukraak dit nummer te bellen. Hoe lomp het van me was om de man te confronteren met deze wildvreemde die een wonde openrijt. Maar net als ik een verontschuldiging wil stamelen, gaat de man verder. “Die ballonwedstrijd van de lagere school moet een jaar of drie geleden zijn geweest. Ondertussen zit Anthony in het college, maar het zal hem ongetwijfeld plezier doen om te horen dat zijn kaartje toch nog is terechtgekomen. Ik herinner me nog dat zijn zus wél won: een jockary-spel. Een hele zomer lang sloeg ze in de tuin keihard tegen dat balletje. Mijn vrouw werd er gek van.”

Er volgt een aarzeling, tot de man zegt: “De kinderen zijn deze week bij haar.” Oei, denk ik, de vrouw is er ook niet meer. Hoewel we elkaar van haar noch pluim kennen, lijkt de man blij dat hij zijn verhaal kan doen. Als hij uitgepraat is, zucht hij: “Maar oké, mooi dat die ballon tenminste nog goed is terechtgekomen.”

LEES MEER VAN KOEN STROBBE:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."