Koen
“Wie de beste saus maakt, is niet meer van tel. We genieten van gewoon het samenzijn, met pasta en wijn”
Koen Strobbe keerde na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.
Juli en augustus worden een spaghettimarathon, met zomerse avonden in bevriende tuinen, een bord pasta voor onze neus en een glas wijn binnen handbereik. Het is eens iets anders dan de traditionele aaneenrijging van barbecues waar een gemiddelde Belgische zomer doorgaans uit bestaat: vlees op het rooster, pintje in de hand, buur die zich spontaan tot vuurmeester uitroept.
Alles begint, zoals zoveel levensbeslissingen, op een onschuldig terras. We zitten er met vijf bevriende koppels – mensen die we intussen zó goed kennen dat we weten wie standaard z’n zonnebril vergeet en wie altijd de rekening wil splitsen tot op de cent. Maar elke keer weer amuseren we ons samen rot.
Elk koppel beweert – half-grappend, maar met volle overtuiging – dat bij hen thuis de beste spaghettisaus van het westelijk halfrond wordt geserveerd
Deze avond draait het gesprek onverwacht richting spaghetti. En dan vooral: wie maakt de beste saus? Niemand zegt het luidop, maar je voelt de sfeer onmiddellijk veranderen. Het gesprek wordt plots minder vrijblijvend. Ogen vernauwen. Ruggengraten rechten zich. De ondertoon: competitie. Elk koppel beweert – half-grappend, maar met volle overtuiging – dat bij hen thuis de beste spaghettisaus van het westelijk halfrond wordt geserveerd. Onvergelijkbaar lekker. Want: de kinderen vinden dat zo. En als zelfs pubers hun strenge mening even terzijde schuiven en zeggen ‘dat was echt lekker, papa/mama’, dan weet je dat je goud in de pan hebt.
Empirisch onderzoek
We beslissen: dit moet objectief getest worden. Wetenschappelijk bijna. Om de zoveel weekends schuiven we aan bij een ander koppel thuis. Spaghetti op tafel, saus in de spotlights, jury in vorm. Gendergewijs is het een eerlijke wedstrijd: bij twee koppels staat de man aan het fornuis, bij de drie andere de vrouw.
Alleen bij Giulia durft niemand zijn kansen al te hoog in te schatten. Giulia’s recept is Calabrees erfgoed. Haar saus suddert vier uur, bevat ingrediënten die je niet vindt in de supermarkt, en wordt met een houten lepel geroerd die ze nog van haar nonna heeft gekregen. Om maar te zeggen dat het een wedstrijd op het scherp van de snee zal worden.
Wij bijten de spits af. Ilse en ik ontvangen het gezelschap op ons terras. Het is nog warm van de zon, de tafel staat klaar, de wijn is ontkurkt. Ik weet: je wint zo’n wedstrijd niet alleen op smaak. Je hebt ook strategie nodig. Charme. Tactiek. Dus heb ik niet één, maar twee antipasti voorzien. En een drieliterfles Chianti die ik vorig jaar impulsief heb gekocht omdat de man in de winkel me aansprak met signore.
We hebben een excuus gevonden om elkaar hele avonden te zien zonder dat iemand het moet hebben over de toestand in de wereld. Gewoon samen zijn, met spaghetti
Ik ben gul in het bijschenken, want ik wil de tongen al goed losmaken vooraleer de saus op tafel komt. En het werkt. Nog voor het hoofdgerecht verschijnt, klinkt er gelach. Er worden smartphones met vakantiefoto’s bovengehaald, en verhalen over huisdieren gedeeld. Plots weten we weer wie vorig jaar in Frankrijk bijna werd omvergelopen door een everzwijn (Els), en wie in de zee is gestruikeld over een onderwaterrots die er volgens de echtgenoot helemaal niet was (Paul, maar hij houdt voet bij stuk).
Nadien worden er mentale notities genomen, dat voel ik. Hier en daar een aandachtige blik op het bord, een knikje van erkenning bij de structuur van de saus. Maar niemand zegt iets. Niet nu. Te gezellig.
Na het eten blijft iedereen lang plakken. De tuinlampen gaan aan, de wijn is nog lang niet op. De gesprekken gaan van schoolresultaten naar knieprotheses, van concerten naar recepten zonder look (die bestaan blijkbaar). Ik denk: het maakt straks niet uit wie die fictieve gouden pollepel wint. We hebben een excuus gevonden om elkaar hele avonden te zien, bij mensen thuis, zonder dat iemand het moet hebben over de toestand in de wereld. Gewoon samen zijn, met spaghetti. En wijn.
Als de laatste gasten naar huis zijn, zitten Ilse en ik nog even op het terras. De lege borden staan als stille getuigen van een geslaagde avond op het aanrecht. Laat de volgende ronde maar komen. En tegen dat we bij het laatste koppel zijn geweest, kunnen we misschien allemaal besluiten wat we sowieso nu al weten: dat de saus van de ander verrassend goed was. Maar die van ons toch nét iets beter.
Nog meer columns?
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes