Koen

“Tegenwoordig staan ze aan elk rood licht: jongleurs, dansers… Ik vind het wel leuk”

Koen Strobbe keerde na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.

Met de maand september die al goed opschiet, zijn ook de files van en naar mijn job in Brussel weer helemaal wat ze geweest zijn. Als ik ’s avonds de stad uitrij, weet ik op voorhand dat autorijden vooral stilstaan is. Ik schuif aan, rol vooruit, stop weer, en de verkeerslichten zijn zowel de boosdoeners als een bron van ontspanning. Want aan elk rood licht staat er tegenwoordig wel iemand die zijn kans waagt.

Soms is het een jongleur. Dan zie je drie kegels door de lucht vliegen, of vier appelsienen waarvan je denkt dat ze elk moment op je motorkap gaan belanden. Dan weer is het een man die een mysterieus dansje doet, dat het midden houdt tussen hiphop en avondgymnastiek.

Automobilisten zijn blijkbaar sneller hun raampje open te draaien voor de jongleur dan voor de man die honger heeft

En soms staat er ook gewoon iemand stil, met een handgeschreven bordje waarop staat dat hij en zijn familie honger hebben. Een droevig gegeven, en tegelijk ook wel interessant studie-materiaal achter het stuur, want ik merk dat automobilisten sneller geneigd zijn hun raampje open te draaien voor de jongleur dan voor de man met het bordje.

Een stuntelende clown met sinaasappels wekt meer vrijgevigheid op dan iemand die schrijft dat hij honger heeft. Misschien omdat ze van die eerste iets terugkrijgen: een glimlach, een kleine show, een verhaal om straks thuis te vertellen? Sowieso is het natuurlijk ook onmogelijk om aan iedereen iets te geven, zelfs als je dat zou willen.

Terwijl ik opnieuw in de remmen ga, denk ik erover na: soms geef ik iets, en wat verderop maak ik een theatraal gebaar waarmee ik zeg: “Sorry, ik heb niets bij me.” Met opgehaalde schouders en een verontschuldigende blik, alsof ik auditie doe voor de rol van ‘fatsoenlijke medemens zonder kleingeld’.

Het grote Filefestival

Ik kan dat niet, stoïcijns voor me uit blijven staren. Voor mij is dat de minst elegante optie. Die mens naast mijn auto is tenslotte geen verkeerspaaltje. Je hoeft hem geen levensverhaal te vertellen, maar een knikje, een blik, een klein teken van erkenning, dat kan altijd. Het is een kwestie van elementaire menselijkheid. Al is het maar om te vermijden dat je later, in een of ander hiernamaals, terecht moet staan voor een soort hemelse commissie die je streng aankijkt en vraagt: “En waarom deed je toen alsof die man onzichtbaar was?”

En zelfs de meest altruïstische mens heeft natuurlijk ook een fysieke grens aan haar of zijn gulheid. Niemand heeft een bodemloze voorraad muntstukken in de auto liggen. Wie dagelijks drie keer stilstaat voor een jongleur, een acrobaat en een man met een bordje, kan zelf berekenen hoeveel hij of zij op het einde van het jaar heeft uitgedeeld.

Maar dat neemt niet weg dat ik al die acrobaten aan de verkeerslichten wel leuk vind. Soms fantaseer ik dat ze onderling een soort beurtrol hebben. Alsof er achter de hoek een rooster hangt: maandag jongleren, dinsdag breakdance, woensdag op een eenwieler tussen de auto’s rijden. Misschien houden ze zelfs af en toe een evaluatie-vergadering: “De automobilisten gaven gisteren meer voor de hond die door een hoepel sprong. Kunnen we dat concept misschien nog een beetje verfijnen?”

Ik zie het al helemaal voor me: een affiche in de inkomhal van het stadhuis met het programma van het Brussels Filefestival

Wanneer het licht weer op groen springt, rij ik verder. Achter mij is de jongleur alweer onverstoorbaar zijn kegels in de lucht aan het gooien. Ik volg hem in de spiegel en denk bij mezelf dat het niet eens zo’n slecht idee zou zijn mocht de stad dit officieel organiseren. Een soort cultureel abonnement bij de verkeerslichten. Maandag stand-up-comedy, dinsdag jongleren, woensdag een trompetconcertje. En wie niet wil kijken, kan altijd kiezen voor het basis-pakket verveling.

Ik zie het al helemaal voor me: een affiche in de inkomhal van het stadhuis met het programma van het Brussels Filefestival. Misschien werkt het zelfs perfect als therapie voor medechauffeurs die nagelbijtend op groen zitten te wachten: elke dag een korte ontspannende act aan het rood licht, als remedie tegen de werkstress. Ha, wie weet eindigen we nog met een dagelijkse avondspits waarin mensen het spijtig vinden dat ze weer moeten doorrijden.

Meer van onze columnisten lezen?

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuw

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."