ADHD als moeder: “De ene dag bak ik pannenkoeken als een bezetene, de andere dag krijg ik nog geen boterham gesmeerd. Dat mogen mijn kinderen gerust zien”.
Jarenlang vroeg Nele Reymen zich af hoe het kwam dat anderen zo vlotjes door het moederschap fietsten en zij telkens opnieuw botste op haar tekortkomingen. Tot op haar veertigste het verdict ADHD viel en alle puzzelstukjes plots op hun plaats vielen.
Nele Reymen is schrijfster, journaliste, columniste voor o.a. Flair en podcasthost. Ze schrijft over het échte leven: moederschap, werk, relaties, twijfels en de zoektocht naar rust in een druk hoofd. In haar nieuwste boek ‘Ik heb ADHD en daar komen ze nu pas mee’ geeft ze inzicht in haar worsteling als moeder met een late ADHD-diagnose.
Moeder met ADHD
Je kreeg de diagnose ADHD pas op je 40ste. Hoe kwam dat?
Nele Reymen: “Bij mij is het – net zoals bij veel vrouwen met een late ADHD-diagnose – echt misgelopen toen de kinderen er kwamen. Daarvoor kreeg ik het allemaal nog wel geregeld. Maar plots waren daar twee kleine mensjes die voortdurend iets van mij nodig hadden en kreeg ik niks meer voor elkaar. Als ik mijn diagnose vroeger had gehad, had ik me beter kunnen laten begeleiden. Ik had mezelf beter gekend, geweten waar ik tegenaan zou lopen, en misschien wat milder kunnen zijn voor mezelf. Als je weet dat je een langeafstandsloper bent, dan ga je ook niet spurten. Maar ik probeerde te doen zoals de rest, terwijl ik gewoon níét zoals de rest ben.
Wat bij mij vooral moeilijk was, waren die zogenaamde ‘executieve functies’, plannen, organiseren, op tijd dingen doen. Hoe haal je je oudste uit bed terwijl je de jongste nog borstvoeding geeft? En hoe zorg je dat er altijd propere kleren klaar liggen, als je de was wéér in de droogkast bent vergeten te steken? Ik vergat melk te kopen, of luiers. En ik dacht: dat hoort erbij, ik ben gewoon moe. Maar het bleef duren.
Ik probeerde te doen zoals de rest, terwijl ik gewoon niet zoals de rest ben.
Ik begreep niet hoe andere mama’s dat allemaal vanzelf leken te doen en voelde me echt een mislukkeling. Ik begon zelfs te twijfelen of ik wel mama had moeten worden. Je komt altijd terug op hetzelfde punt: ik kan dit niet en de rest wel.
Iedereen dacht dat ik een postnatale depressie had, dat leek ook logisch. Het wás zwaar. Tot ik bij een psycholoog terechtkwam. En al tijdens de eerste sessie vroeg ze: ‘Heb je ooit gedacht aan ADHD?’ Ik antwoordde nog stellig: ‘Nee, natuurlijk niet!’ Daar begon het echte verhaal pas.”
Jouw beeld van ADHD toen was ook het typische beeld van het energieke jongetje?
Nele: “Inderdaad, dat is ook normaal als je er nooit mee te maken kreeg. Veel mensen denken bij ADHD meteen aan hyperactiviteit: druk zijn, niet stilzitten, altijd moeten bewegen. Maar zo was ik helemaal niet. Ik noemde mezelf eerder lui. (lacht) Tot ik begreep dat die drukte bij mij vooral vanbinnen zit. Mijn hoofd draait constant op volle toeren, en dat zorgt ervoor dat ik op sommige momenten helemaal blokkeer.
Dan moet ik gewoon ‘even de was insteken’, maar in mijn hoofd start er een hele kettingreactie: als ik die was insteek, moet ik straks de droogkast leegmaken. Maar daar zitten nog kleren in. En eigenlijk moet ik eerst eten maken. Oh ja, ik moet nog naar de winkel… En dan slaat het systeem tilt. Resultaat: ik doe niks. Ik zit daar dan met mijn smartphone in de hand, eindeloos te scrollen terwijl ik weet dat er van alles moet gebeuren. Het voelt echt als een kortsluiting in je hoofd.”
Geen perfecte mama
Heb je met de diagnose ook tools gekregen om ermee om te gaan?
Nele: “Antidepressiva en Rilatine, ja. (lacht) Je krijgt dus die diagnose en dan begint het eigenlijk pas. Eerst krijg je psycho-educatie: wat is ADHD, wat betekent het voor mij, wat kan ik ermee doen? Dan volgt therapie, en voor sommigen helpt medicatie als extra duwtje. Voor mij persoonlijk is dat het geval: het zorgt ervoor dat ik dingen effectief doe, zoals de was insteken. (lacht)
Waar ik nu het hardst aan werk, is mijn zelfvertrouwen. Ik had eigenlijk al heel wat coole dingen gedaan, ik mocht trots zijn op mezelf. Maar het moederschap haalde dat compleet onderuit. Ik kon het niet. Ik was streng voor mezelf, keihard zelfs. Nu weet ik: ik kán het nog steeds niet allemaal, maar dat hoeft ook niet. Een vis moet niet in een boom kunnen klimmen, hé. Ik heb geleerd dat het niet mijn schuld is dat dingen bij mij wat anders lopen. En dat inzicht is zó waardevol, zeker ook voor mijn kinderen.
Ik hoef geen perfecte mama te zijn. Mijn kinderen krijgen van dichtbij te zien dat het oké is om het soms moeilijk te hebben.
Mijn oudste kreeg intussen ook een diagnose (autisme), en voor de jongste zijn we ook een traject gestart. Dat maakt dat ik hen beter begrijp. En tegelijkertijd wil ik mezelf niet meer verstoppen voor hen. Ik hoef geen perfecte mama te zijn. De ene dag bak ik pannenkoeken als een bezetene, de andere dag krijg ik nog geen boterham gesmeerd. Dat mogen ze gerust zien.
Eigenlijk zie ik dat als een sterkte. Ze krijgen van dichtbij te zien dat het oké is om het soms moeilijk te hebben. Dat je hoofd vol kan zitten, en dat het helemaal prima is om even naar boven te gaan en op adem te komen. Hier thuis gebeurt van alles, maar we tonen hoe we ermee omgaan. Op dat vlak is het zelfs fijn dat we allemaal een beetje neurodivergent zijn. Wij zeggen dan: ‘Jij hebt een autisme-hoofdje, ik heb een ADHD-hoofdje.’ En de rest? Die zijn gewoon typisch.”
Jij hebt ADHD, je oudste dochter autisme. Dat lijkt me geen makkelijke combinatie.
Nele: “Dat klopt. Eigenlijk heeft mijn dochter nood aan alles wat ik van nature niet kan bieden. (lacht) Zij floreert bij structuur en planning, terwijl ik vooral goed ben in improviseren. Ik ben het type dat last minute beslist wat we doen, die energie krijgt van plotse oplossingen zoeken. Daar krijg ik echt een dopaminekick van. Maar voor haar werkt dat tótaal niet. Zij heeft alles graag geregeld, op tijd gepland en goed voorbereid.
Natuurlijk pas je je aan aan de noden van je kinderen, dat hoort erbij. Maar in het begin voelde dat wel een beetje als inbinden. Ik ging in het weekend graag eens naar de stad, gewoon spontaan. Dan dacht ik: we eten een pannenkoek, en daarna nog even naar de speeltuin. Nu lukt dat helaas niet meer, en dat blijft soms moeilijk. Ik zoek nog altijd naar het evenwicht tussen genoeg uitdaging voor mezelf en tegelijk die rust en voorspelbaarheid bieden voor mijn dochter.
Je past je aan aan de noden van je kinderen, maar in het begin voelde dat een beetje als inbinden.
Ouderschap is echt een voortdurende zoektocht. Je moet je kinderen leren kennen, maar ook jezelf. En dat lukt de ene dag beter dan de andere. We hebben intussen wat aanpassingen gedaan: ik werk nu een derde minder, en mijn man heeft een job gevonden waarin hij wat flexibeler kan zijn. Dat helpt, maar het blijft puzzelen. Soms denk ik nog: als ik gewoon ‘typisch’ was, zou ik dan wél alles gecombineerd krijgen?“
Toen jij kind was, was er weinig bekend over ADHD. Nu is dat anders. Een goede zaak volgens jou?
Nele: “Ik las onlangs een quote die me is bijgebleven: ‘Toch opmerkelijk hoeveel meer sterren er lijken te zijn sinds we sterrenkijkers hebben.’ En dat klopt ook: er was vroeger evenveel neurodiversiteit, maar de tijden waren anders. Vroeger werd er gewoon niet over gepraat, en het werd zeker niet (h)erkend.
De generatie van onze ouders weet doorgaans weinig over neurodiversiteit en heeft ook een heel ander idee over opvoeding. Ik geloof in een verbindende opvoeding, hier thuis is het dus eerder een kleine democratie. En dat past ook gewoon bij de noden van mijn kinderen. Sommige mensen zeggen dan dat ze verwend zijn, of dat ze alles bepalen, maar dat klopt niet. Ouders van neurodiverse kinderen horen wel vaker dat ze gewoon ‘wat strenger moeten zijn’. Terwijl die kinderen juist nood hebben aan begrip en duidelijkheid.
De naam ADHD, daar heb ik het moeilijk mee. Dekt het de lading? En is het wel een stoornis, of eerder een variant?
Ik vind het wél positief dat er vandaag meer kennis is en dat we er makkelijker over kunnen praten. Alleen met de naam ADHD —Attention Deficit Hyperactivity Disorder- daar worstel ik nog mee. Het dekt de lading niet. Hyperactiviteit is één ding, maar emotieregulatie hoort er ook bij, en dat vinden we niet terug. En dat woord stoornis, daar twijfel ik over. Is het echt een stoornis, of gewoon een variant?
Ik geloof dat het stigma kleiner zou worden als we het een variant zouden noemen. En misschien hebben we dan ook minder diagnoses nodig? Want nu móét je die diagnose hebben om de juiste ondersteuning te krijgen, op school bijvoorbeeld. Stel dat iedereen sowieso de hulp kreeg die hij nodig heeft, ongeacht een label. Hoe anders zou onze maatschappij er dan uitzien?
Ik blijf daar alleszins voor strijden: voor inclusie, voor diversiteit, voor een samenleving die een beetje trager en zachter mag zijn. Want eerlijk? Daar wordt iedereen beter van.”
Met dank aan Nele Reymen. Haar boek ‘Ik heb ADHD en daar komen ze nu pas mee’ (€ 24,50) verscheen bij Pelckmans Uitgevers en is hier verkrijgbaar.
Meer tips voor ouders:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!