Familie
Dubbel bijzondere kinderen: “Focussen op hun hoogbegaafdheid zonder hun gedragsprobleem te onderkennen, is nefast voor hun welbevinden”
Door Sara Dekens

Op 9 maart begint de week van de hoogbegaafdheid. Een hoogbegaafd kind vraagt vaak een specifieke aanpak, zowel thuis als op school. Een deel van hen heeft daarbovenop ook een leer- of gedragsprobleem. Deze kinderen noemen we dubbel bijzondere kinderen. “Ze zijn vaak moeilijk te herkennen in de klas en krijgen daardoor niet altijd de juiste begeleiding”, zegt psycholoog en hoogbegaafdheidsexpert Elke Beliën.

Dubbel bijzondere kinderen

Wat zijn dubbel bijzondere kinderen?

“Dubbel bijzondere kinderen zijn in de eerste plaats hoogbegaafd, maar hebben daarnaast ook een andere diagnose. Het gaat dan vaak om een gedrags- of ontwikkelingsstoornis of een leerprobleem. Waar je het meeste over hoort is hoogbegaafdheid in combinatie met ADHD of autisme, maar ook de combinatie met dyslexie of dyscalculie komt regelmatig voor.

Daar zit meteen ook de moeilijkheid. Als je op cognitief vlak een uitzonderlijk talent hebt, maar langs de andere kant een bijkomende stoornis of probleem, is het heel moeilijk om die twee in balans te brengen. Voor de kinderen zelf, maar ook voor hun omgeving. Hoe kunnen we hen enerzijds voldoende uitdagen, maar anderzijds ook tegemoetkomen aan de extra zorgen die de tweede diagnose met zich meebrengt?”

Hoe herken je dubbel bijzondere kinderen in de klas?

“Daar ligt de grote moeilijkheid. Het zijn intelligente kinderen die er vaak voor zorgen dat hun resultaten goed zijn of zeker binnen het gemiddelde vallen, waardoor bijvoorbeeld een leesprobleem niet naar boven komt.

Stel dat een kind moeite heeft met lezen, dan zal het dat compenseren door heel gericht te luisteren naar de uitleg van de leerkracht waardoor het zo al heel veel leerstof kan oppikken. Cognitief sterke kinderen met autisme zijn ook heel goed in het analyseren van hoe andere kinderen met elkaar omgaan. Zij gaan dat gedrag voor een stuk kopiëren.

Er zijn wel enkele dingen waar je op kunt letten. Weet je bijvoorbeeld dat een kind een bepaalde intelligentie heeft, maar zie je in de resultaten dat het wisselend presteert, dan zou dat een teken aan de wand kunnen zijn. Geeft het kind heel pientere antwoorden in de klas, maar presteert het bijvoorbeeld slecht op begrijpend lezen, dan moet je verder durven kijken.

Ook als de kinderen ouder worden, zie je vaak dat de resultaten achteruitgaan, omdat ze het veel minder gecompenseerd krijgen. Dat vraagt een goede opvolging gedurende het schooltraject.

Bij een dubbele diagnose met ADHD of ASS zie je ook wel sociale moeilijkheden, maar die vallen doorgaans weg in contact met ontwikkelingsgelijken.

Verkeerde diagnose

Gebeurt het vaak dat er een verkeerde of onvolledige diagnose wordt gesteld?

“Foute diagnoses komen inderdaad regelmatig voor. Hoogbegaafden hebben een heel grote nood aan autonomie, ze hebben vaak bepaalde overgevoeligheden: zo kunnen ze heel direct zijn in hun communicatie bijvoorbeeld. Als maatschappij zien we eigenschappen die typisch zijn voor een hoogbegaafde vaak als eigenaardigheden, omdat ze een beetje van de norm afwijken.

De eigenschappen die bij hoogbegaafdheid horen, ziet de maatschappij als eigenaardigheden, omdat ze afwijken van de norm. Maar ze doen ook denken aan ADHD of autisme…

Een hoogbegaafde heeft door zijn unieke manier van zijn bovendien niet altijd een match met de omgeving of er wordt te weinig tegemoetgekomen aan zijn specifieke noden, wat kan leiden tot gedragsproblemen. Als een kind niet gezien wordt, begint het zich te vervelen, en kan het als signaal ook heel vervelend gedrag vertonen. Of het kind gaat zich sociaal terugtrekken omdat het geen aansluiting vindt.

Al die dingen doen ook heel erg aan autisme of ADHD denken. Omdat daar veel meer over gekend is, gaan we sneller in die categorieën denken en worden dergelijke gedragingen soms foutief geïnterpreteerd. Eigenlijk gaat het niet om ADHD of autisme, maar om signalen van hoogbegaafdheid die niet gezien of herkend worden.

Het is jammer, maar er is gewoon nog veel te weinig kennis over hoogbegaafdheid bij professionals, waardoor er toch regelmatig een verkeerde diagnose valt. Ik merk dat ook bij hen nog te vaak het clichébeeld heerst van ‘Einsteins’: kinderen met specifieke, uitgesproken sterktes. Dat klopt echter niet, het zijn niet allemaal kinderen die analytisch zeer sterk zijn.

Er zijn ook hoogbegaafde kinderen die onderpresteren, waardoor je zou kunnen denken dat het gaat om een leerstoornis. Om het verschil te kunnen zien, is het belangrijk om naar de oorzaak van het gedrag te gaan kijken. Ik zei het al, zowel een kind dat hoogbegaafd is als een kind met autisme heeft problemen met sociale interactie. Maar bij een hoogbegaafde valt dat probleem vaak weg als het kind in contact komt met ontwikkelingsgelijken. Je hebt écht expertise nodig in beide domeinen om tot een juiste diagnose te komen.”

Wordt er te veel naar het cijfertje van de IQ-test gekeken?

“Het is sowieso belangrijk om te weten dat zelfs hoogbegaafden niet altijd die score van 130 behalen, omdat ze vragen anders interpreteren, hun aandacht er niet bijhouden, etc. Zeker als er sprake is van een dubbeldiagnose, heeft dat een effect op de score: die zal wat lager uitvallen en de kans op een verkeerde diagnose bestaat.”

Een speciale aanpak voor dubbel bijzondere kinderen

Werkt de aanpak van hoogbegaafde kinderen ook voor dubbel bijzondere kinderen?

We moeten inzetten op een en-en-aanpak. Enerzijds moet je die cognitieve uitdaging bieden, maar anderzijds moet je ook de extra moeilijkheden die ze ervaren compenseren. Is er sprake van een leesprobleem, geef het kind dan voorleessoftware. Gaat het om dyscalculie, laat het kind dan een rekenmachine gebruiken. Is er een probleem met aandacht en concentratie, laat het kind dan zijn toetsen in een apart lokaal afleggen, of geef het meer tijd om eraan te werken. Laat de leerkracht ook controleren of alle vragen zijn ingevuld, bijvoorbeeld.

Het is zeker niet zo dat kinderen met een dubbeldiagnose niet kunnen versnellen en een jaar overslaan. We zien wel vaak dat ze die uitdaging wél aankunnen, maar dat er andere problemen opduiken. Voor kinderen met autisme geeft het meedraaien in het klassieke schoolsysteem soms te veel prikkels en te veel druk, waardoor ze vaker in het systeem van de examencommissie of thuisonderwijs terechtkomen. Ze kunnen wel in hun eigen cognitieve ontwikkelingstempo de leerstof afwerken, maar hebben een aangepaste setting nodig.

Het is een en-en-verhaal. Uitdaging bieden, maar ook hun moeilijkheden compenseren. Ga je enkel dat laatste aanpakken, dan heeft dat een groot effect op het zelfbeeld van het hoogbegaafde kind, dat van nature heel kritisch en perfectionistisch is.

Het zorgt op een bepaalde manier voor een uitdaging, je kunt het zien als gas geven en remmen tegelijk, maar hun ontwikkeling verloopt uiteraard niet altijd problematisch.”

Wat als de focus ligt op de bijkomende stoornis en de hoogbegaafdheid niet gezien wordt?

“Dat gebeurt inderdaad ook, dat de focus ligt op hun leer- of gedragsprobleem. Dat heeft een groot effect op het zelfbeeld van het kind. Hoogbegaafde kinderen zijn van nature heel kritisch en perfectionistisch. We mogen de interne worsteling die dat met zich meebrengt niet onderschatten. Ze voelen dat ze cognitief sterk zijn, maar ze botsen in het dagelijkse leven op belemmeringen zonder misschien te begrijpen waarom dit zo is.

Het is heel belangrijk dat we kinderen hiermee leren omgaan. Ook enkel de focus leggen op de hoogbegaafdheid en het andere stukje vergeten, is niet goed. Daarmee leg je te veel druk op deze kinderen. Je moet het totaalbeeld blijven zien, op een van de twee diagnoses focussen, heeft vooral een negatief effect op hun welbevinden.”

Hoe kun je deze kinderen het best begeleiden of ondersteunen in de klas?

“Als het gaat over hoogbegaafdheid heb je al een aantal aanpassingen nodig zodat ze in het klassysteem meekunnen. Bij kinderen met een dubbeldiagnose is vaak een individueel plan van aanpak nodig. Zulke kinderen zijn uniek en lopen waarschijnlijk op verschillende domeinen vast. Je moet dus echt kijken naar wat het kind nodig heeft. Intellectuele uitdaging, maar vaak ook structuur en voorspelbaarheid, extra ondersteuning bij de executieve vaardigheden, etc. Ze hebben zeker ook extra motivatie nodig. Laat hen werken aan onderwerpen waarin ze geïnteresseerd zijn, zodat ze meer gemotiveerd zijn om hun specifieke uitdagingen te overwinnen.”

Vraagt het ook een specifieke aanpak thuis?

“Die kinderen hebben inderdaad ook thuis een andere aanpak nodig en dat vraagt vaak veel energie van de ouders. Deze kinderen lopen meer risico op emotionele problemen, op een laag zelfbeeld, op faalangst. Thuis is de plek waar ze zich goed voelen, maar ook waar de frustraties loskomen. We merken dat ook ouders nood hebben aan begeleiding, van concrete tips tot ondersteuning. Zij worden ook niet altijd begrepen door de school of hun omgeving en dat kan hen heel eenzaam maken in de opvoeding van hun kinderen.”

Voor ouders van dubbel bijzondere kinderen

Heb je tips voor ouders die vermoeden dat ze een dubbel bijzonder kind in huis hebben?

“Elke ouder kent zijn kind het best, dus als je buikgevoel aangeeft dat er meer aan de hand is dan dat er bijvoorbeeld op school wordt gezegd, durf dan te vertrouwen op je eigen gevoel en ga op zoek naar mensen met de juiste expertise. Als ouder van hoogbegaafde kinderen en zeker van dubbel bijzondere kinderen is het vaak een strijd om in een schoolcontext te krijgen wat je kind nodig heeft. Het is een stuk makkelijk als je dat niet allemaal alleen moet uitzoeken.

Communiceer open met je kind, hoe jong het ook is, en vraag wat het nodig heeft. Laat je kind ook zien dat iedereen achter hem of haar staat.

Probeer er ook zo open mogelijk met je kind over te communiceren, hoe jong het ook is. Als je kind voelt dat je samen aan het zoeken bent, betekent dat vaak al heel veel. Zelfs als je nog geen antwoorden hebt, geef je aan dat je het kind ziet! Dat is belangrijk voor hun welbevinden.

Te vaak worden er nog overlegmomenten gepland boven het hoofd van de kinderen, waardoor ze niet kunnen zeggen wat ze nodig hebben. Zelfs heel jonge kinderen kunnen op hun manier vaak al aangeven dat ze ergens tegenaan lopen al weten zij ook niet altijd wat er net speelt. We moeten hen in hun kracht zetten en leren communiceren over dingen die ze nodig hebben. Zelfs als het gaat over kleuters. Zo leren zij tegen de leerkracht te zeggen dat ze het saai of moeilijk vinden of even rust nodig hebben, bijvoorbeeld. Het kind heeft het ook nodig om de school en de ouders samen te zien, al is het maar heel even, om te merken dat iedereen achter hem of haar staat.”

Heerst er nog een schaamtegevoel om over de ene of de andere diagnose te praten?

“Er is opvallend meer schaamte om over hoogbegaafdheid te praten dan over de bijkomende problematiek. Die laatste wordt in het algemeen meer aanvaard als een uitdaging of een extra belasting voor het kind en zijn omgeving. Als je aangeeft dat je kind zich verveelt op school, krijg je nog vaak de reactie dat het om een luxeprobleem gaat. Dat is jammer, want dat weerhoudt veel ouders ervan om ermee naar buiten te komen. Zolang het beeld blijft bestaan van hoogbegaafdheid als luxeprobleem of als het kind dat op zijn twaalfde naar de universiteit gaat, blijft het moeilijk. Niet enkel professionals, maar ook de rest van de maatschappij moet leren wat hoogbegaafdheid precies is en wat deze kinderen nodig hebben.”

Met dank aan Elke Beliën van L-aTent vzw

Meer over hoogbegaafdheid:

Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."