Openhartig
“Ik snap nog altijd niet dat er niemand ingreep, ik werd niet mishandeld, maar wél verwaarloosd”
Door De Redactie

Jolanda had een redelijk normale kindertijd totdat haar opa, die een oogje in het zeil hield, overleed. Daarna kwam het hele huishouden op haar schouders terecht.

Jolanda (40): “Een heel tekenende anekdote uit mijn kindertijd is dat mijn papa mij een glas boordevol pure grenadine inschenkt, en ik zeg: ‘Pap, er moet echt water bij’, maar hij luistert niet naar me. Zo ging het heel vaak. Het maakte hem zelfs boos als ik, snotneus van zeven, hem vertelde hoe het moest.

Steeds vaker vroeg ik me af hoe het kwam dat mijn ouders iets niet begrepen wat voor ieder ander logisch was. Pas veel later werd me duidelijk wat er aan de hand was. Mijn ouders wilden wel voor me zorgen, maar ze konden het simpelweg niet. En dat had alles te maken met de verstandelijke beperking waarmee ze allebei geboren waren.

Mijn oma beviel na slechts vierentwintig weken zwangerschap van mijn vader. Zeven maanden bleef hij in de couveuse, tot hij sterk genoeg was om naar huis te gaan. Hij had een klompvoetje, keek met één oog scheel en hoorde slecht met zijn linkeroor. Toen hij ouder werd, bleek hij ook nog een mentale achterstand op zijn leeftijdgenoten te hebben.

Mijn moeder werd ook te vroeg geboren, zij was vooral traag. Mijn ouders leerden elkaar kennen via de kruidenierszaak van mijn opa. Mijn vader leverde af en toe boodschappen bij klanten, en zo kwam hij mijn moeder tegen, die toen dertig was en nog bij haar ouders inwoonde. Zij was de derde in het gezin en de tweede met een verstandelijke beperking.

Mijn moeder had wel een cursus gevolgd over hoe je met een baby moest omgaan, maar dat betekende niet dat ze het ook kon

Mijn ouders gingen na hun huwelijk samenwonen in een appartement in het dorp, en twee jaar later werd ik geboren. Mijn moeder had wel een cursus gevolgd over hoe je met een baby moest omgaan, maar dat betekende niet dat ze het ook kon. Nu zou zoiets ondenkbaar zijn, een koppel met een verstandelijke beperking dat een baby op de wereld zet zonder daarin begeleid te worden.

Ik was acht dagen oud en weigerde borstvoeding. Mijn moeder had er niets beter op gevonden dan een pot yoghurt te kopen in de supermarkt. Gelukkig greep een buurvrouw, die mij al urenlang hoorde huilen, in. ‘Een baby mag je geen yoghurt geven, dat kan ze nog niet verdragen,’ vertelde ze mijn moeder, ‘je kunt beter de dokter bellen.’

Toen opa dit hoorde, wist hij dat het niet goed ging en stelde hij voor dat wij naast hem kwamen wonen in een tweewoonst. Oma was enkele jaren eerder gestorven. Opa zorgde voor regelmaat in ons huishouden en waakte over mijn opvoeding. Dankzij hem waren de eerste jaren van mijn leven redelijk normaal. Ik was gelukkig.

Rolluiken toe

Alles veranderde toen opa overleed, net voor mijn achtste verjaardag. Opa was mijn rots in de branding, want met hem kon ik praten en lachen, en bij hem was het altijd gezellig. Ik was intens verdrietig, maar wat ik toen nog niet wist, was dat met zijn dood een einde was gekomen aan mijn kindertijd.

Met de dood van mijn opa is er ook een einde gekomen aan mijn kindertijd

Omdat er plots niemand meer was die erop toekeek dat het niet te rommelig werd en er af en toe werd gepoetst, veranderde ons huis algauw in een puinhoop. Kleren slingerden rond, afwas stapelde zich op, afgestoft of gedweild werd er niet. Er hing een onaangename geur die nooit verdween.

Omdat mijn ouders het huis van opa hadden geërfd, stouwden ze ook alle kamers daar vol met spullen die andere mensen zouden wegdoen. Zij konden dat niet, iets weggooien, ze sloegen alles op. Mijn vader was druk bezig met zijn werk als timmerman, en mijn moeder was thuis. Zij had haar job als telefoniste bij mijn geboorte opgezegd. Dat deed je als je moeder werd, vond ze. Waarom precies weet ik niet, in plaats van het huishouden te beredderen, zat ze de hele dag aan de keukentafel en dronk ze thee.

Vaak praatte ze tegen zichzelf, soms ook tegen iemand die er niet was. Dat maakte me bang. Was er iemand in de kamer die ik niet kon zien? Bestonden spoken echt? Mijn moeder was nooit vrolijk, en vaak kwaad. Bovendien werd ze steeds achterdochtiger, ze dacht dat iedereen bij ons binnenkeek en over ons roddelde. Daarom kwamen er rolluiken voor de ramen en de deuren.

Het hele huis werd hermetisch afgesloten. Ook overdag. Niemand kwam er nog in, alleen mijn vader en ik. Ik voelde me letterlijk en figuurlijk opgesloten. Soms dacht ik eraan om weg te lopen. Maar dat wilde ik mijn vader niet aandoen. Hij had al zo’n verdriet omdat hij zijn eigen vader was verloren. Dus besloot ik het maar niet te doen.

Buitenbeentje met stekelhaar

Met het overlijden van opa, was er plots ook niemand meer die zich met mijn opvoeding bezighield. Mijn ouders hadden geen idee wat opvoeden betekende. Ze praatten tegen me alsof ik volwassen was en boden geen structuur. Als ik op een bepaald uur naar bed moest en daar geen zin in had, dan was dat zo.

Van het kleden van een kind hadden ze geen idee. Kleding op de groei kopen, zoveel ouders doen dat, maar bij mij ging het om vier maten te groot. Toen ik elf was, kreeg ik schoenen in maat veertig. Mijn moeder dacht dat ik er na verloop van tijd wel zou ingroeien.

Toen ik elf was, kreeg ik schoenen in maat 40.Mijn moeder dacht dat ik er wel in zou groeien

Vaak waren mijn kleren kapot of vies. En ja, daar werd ik weleens om uitgelachen. Ik wilde graag net als de andere kinderen een spijkerbroek, maar dat mocht niet van mijn moeder. Ze was ervan overtuigd dat die in een mum van tijd kapot zou zijn. Ik voelde mij vooral eenzaam en verdrietig. Want ook al had ik een paar vriendinnetjes, toch bleef ik een buitenbeentje.

Als ik nu kijk naar foto’s uit die tijd, bloedt mijn hart. Een meisje met kort stekeltjeshaar – lang haar mocht ik niet, want volgens mijn moeder zou ik daar hoofdpijn van krijgen – en wijde vodden om haar lijf. Steeds vaker ging ik bij mijn twee vriendinnetjes, de zusjes Sanne en Ella, spelen. Zij hadden tenminste barbies of tekengerei. Dat kreeg ik allemaal niet, speelgoed kon alleen maar kapotgaan of kwijtraken, vond mijn moeder.

Er hing ook zo’n warme sfeer bij Sanne en Ella. Bij hen thuis leerde ik dat je de wc moest doortrekken als je had geplast. Ook zag ik hoe schoon het daar was. Dat wilde ik thuis ook. ‘Nee, dat mag je niet doen’, riep mijn moeder hysterisch toen ze mij zag poetsen. De doekjes waren van haar. De wc was van haar. Dat was haar taak, die ze jammer genoeg niet deed.

Ik zette door. Zeker als er sporadisch een vriendin bij mij thuis kwam spelen, zorgde ik ervoor dat het huis toonbaar was. Maar dat gebeurde niet zo vaak. Mijn moeder vond het trouwens niet leuk als er kinderen over de vloer kwamen, dat gaf te veel drukte. En eigenlijk schaamde ik me ook voor mijn thuissituatie.

Toen Sanne en Ella verhuisden, was ik daar het hart van in. Maar veel tijd om erbij stil te staan had ik niet. Ik had mijn handen vol met het huishouden, met het onderhouden van de tuin en met het zorgen voor mezelf. Ik deed veel taken die niet voor een kind zijn. Zo maakte ik zelf afspraken met de tandarts en de dokter. Waste ik zelf mijn ondergoed. Stelde ik met de weinige kleren die ik had setjes samen zodat het leek alsof ik elke dag andere kleren aanhad. Bekaf was ik van al die besognes.

Op school ging het ook niet goed met mij, en ook dat kwam door mijn thuissituatie. Ik verveelde me tijdens de lessen omdat ik de leerstof meteen begreep en daar niet eindeloos oefeningen rond wilde maken. In de kleuterklas had ik mezelf bijvoorbeeld al leren lezen, dus toen ik in het eerste leerjaar spellend moest lezen, vond ik dat saai. Dat leidde ertoe dat ik ging onderpresteren. En dat onderpresteren paste natuurlijk in het plaatje dat de leerkrachten van mij hadden. ‘De appel valt niet ver van de boom’, redeneerden ze, en ze zetten me steevast in het groepje van slecht lerende kinderen.

Ik verveelde me tijdens de lessen en dus ging ik onderpresteren. Iets wat volgens de leerkrachten precies paste in het plaatje dat ze van me hadden

Leerkrachten geloofden niet in mij, zagen mij vooral als een stoorzender die in het beste geval een eenvoudig administratief baantje zou aankunnen. Nooit heeft er iemand rekening gehouden met mogelijke andere oorzaken. Pas toen ik veel ouder was, werd vastgesteld dat ik hoogbegaafd ben.

Geloof in mezelf

Als je denkt dat het niet meer erger kon, heb je het mis. Toen ik twaalf was, overleed mijn andere opa en kwam Henri bij ons wonen, de broer van mijn moeder. Ook hij had een verstandelijke beperking. Mijn ouders konden al niet voor mij zorgen, laat staan voor een volwassene die in bed plaste en niet alleen kon blijven. Die taak kwam dus ook op mijn schouders terecht.

Als ik na het boodschappen doen, het opruimen van de tafel, de afwas en de was eindelijk aan mijn huiswerk kon beginnen, kon ik me niet concentreren, want ik moest Henri steeds in de gaten houden. Vanaf dan kelderden mijn cijfers op school zienderogen. Gelukkig werd Henri een halfjaar later in een gezinsvervangend tehuis geplaatst, zo kreeg ik tenminste een klein beetje meer ademruimte.

Ondanks alles ben ik blijven geloven in mezelf. Diep vanbinnen wist ik dat ik wel capaciteiten had. Ik merkte dat er heel wat dingen waren die ik goed kon en begreep. En dat besloot ik te bewijzen. Rond mijn achttiende ben ik uit huis gegaan om me honderdtwintig kilometer verder te vestigen. Een nieuwe omgeving, waar niemand me kende en waar ik in anonimiteit een nieuwe weg kon inslaan.

Liggend in mijn oude bed voelde ik de vlooien langs mijn benen kriebelen en toen knapte er iets in mij

Met een studentenjob betaalde ik een kamer en voorzag ik in mijn levensonderhoud. Mijn ouders wilden dat ik elke week naar huis kwam, maar dat heb ik maar één keer gedaan. Liggend in mijn oude bed voelde ik de vlooien langs mijn benen kriebelen en toen knapte er iets in mij. Nooit bracht ik nog een nacht in het huis van mijn ouders door. Wel kwamen zij regelmatig bij mij op bezoek.

In de jaren die volgden, behaalde ik een diploma sociaal pedagogisch werk, een docentengraad en studeerde ik af aan de kunstacademie. Inmiddels ben ik docent voor coachingtrajecten en geef ik daarnaast technische en creatieve workshops. Mijn man is advocaat, en samen hebben we twee prachtige dochters. Ik heb het dus al bij al niet slecht gedaan.

Machteloosheid en vergeving

Ben ik beschadigd door mijn jeugd? Zeker en vast. Ik blik terug op die jaren met een triest gevoel. Wat ik nog steeds niet begrijp, is waarom er niemand ingreep. Het is niet zo dat ik opgroeide in de anonimiteit van een stad, ik woonde in een dorp waar iedereen op de hoogte was van wat er gebeurde, maar niemand deed iets.

Niemand zag me zoals ik was, niemand die door mijn pantser heen prikte en niemand die me, op een enkeling na, steunde. Eén keer vroeg ik hulp aan de familiearts. Ik wilde uit huis geplaatst worden zodat ik tenminste zou kunnen studeren. Maar aangezien ik niet mishandeld werd, vond hij het niet nodig om stappen te zetten. Het klopt: ik werd niet mishandeld, maar verwaarloosd wel. Het doet pijn als ik daaraan terugdenk.

Mijn ouders heb ik ondertussen vergeven. Van hen houden, was niet altijd eenvoudig. Dat ze niet begrepen hoe de wereld in elkaar zat, ergerde me meer dan eens. Met mijn vader had ik het makkelijker. Hij knuffelde me soms, was positief ingesteld en sociaal. Maar mijn moeder was altijd boos. Toch weet ik dat ze oprecht van mij hielden. Die liefde drukten ze niet uit met woorden, dat konden ze niet, maar met cadeautjes. ‘Je hebt toch alles wat je hartje begeert’, zeiden ze dan. En daarom ben ik altijd voor hen klaar blijven staan.

Hun liefde drukten mijn ouders niet uit met woorden, dat konden ze niet, maar met cadeautjes

Mijn vader is uiteindelijk overleden aan kanker. Mijn moeder heeft dementie en zit in een verzorgingstehuis. Het gaat goed met haar. Om zich aan te passen aan de verwachtingen van de maatschappij, heeft ze heel haar leven een masker gedragen en dat was een enorme inspanning. Nu ze in een home zit en niet meer de laagbegaafdste is, is ze een volledig ander persoon geworden. Ze is vrolijk.

Het lijkt wel alsof ze haar tweede jeugd beleeft. Zo heeft ze, ongelofelijk maar waar, dit jaar nog haar zwemdiploma behaald. Ik ga vaak bij haar op bezoek met mijn gezin. Ze is lief tegen mijn dochters en mijn dochters zijn dol op hun oma. Ze gaan er graag naartoe. Het is een gezellig tehuis met dieren. En niet te vergeten: er is altijd grenadine. Mét water.”

Meer lezen? Beperkt Volmaakt, door Jolanda Doornbos. Uitg. Aspekt, € 24,95, te koop via jolandadoornbos.nl.

Uit: Libelle 21/2023. Tekst: Renate Kerkhofs

Meer openhartige verhalen:

“Mijn veertienjarige zoon was van huis weggelopen… Ik voelde me gefaald als moeder”
Mijn verhaal: Inges veertienjarige zoon liep van huis weg
“Het was niet de eerste keer dat ik een gebroken hart had, maar wél dat ik mijn ex nog elke dag tegenkwam op de werkvloer”
“We kunnen Charlotte niet langer dan een halfuur alleen laten. Ze heeft bij alles hulp nodig, en dat al vierentwintig jaar lang”

Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."