Koen

Koens column: “Lawaai went, maar die vliegtuigen met hun aanzwellende geraas, die wennen nooit”

Koen Strobbe (57) keert na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.

Hoera! Na enkele maanden in ‘Hotel Mama’ hebben we eindelijk een huurhuis gevonden, waar onze nieuwe start in België vaste vorm kan krijgen. Natuurlijk waren de afgelopen maanden in het huis van mijn moeder heel bijzonder. Voor mij was het een terugkeer naar de warmte en geborgenheid van vroeger, en ook Ilse en Kwinten hadden het er naar hun zin. Alle drie waardeerden we het enorm dat mijn moeder zomaar, zonder een seconde te twijfelen, toeliet dat drie onverlaten de rust van haar routine kwamen verstoren.

Maar nu zijn we dus echt opnieuw thuis in België, met een eigen stek: een huurhuis dat we vonden in het ‘middenoosten’ van Vlaams-Brabant en wat de plaatselijke bewoners met enige trots en zin voor exotiek de ‘Zuiderkempen’ noemen. Meteen merken we dat zelfs Vlaanderen – toch maar een voorschoot groot – zijn regionale verschillen kent. Als je in het Limburg van mijn moeder buitenkomt, wordt er meteen van overal vriendelijk goeiendag geroepen. Fietsers en wandelaars zoeken je blik voor een groet of om een praatje te slaan.

“Het terugvinden van de aangeboren vriendelijkheid van de Vlaming doet ons deugd. Het wegvallen van de stilte die we in Uzès achterlieten, daarentegen…”

Hier zijn de mensen ook gul, maar toch een ietsje gereserveerder. Wandelaars kijken wat sneller weg als ze ‘een vreemde’ in je herkennen. Nu zul je ons daar niet over horen klagen, want de afgelopen twintig jaar in Frankrijk waren we heel andere dingen gewend. De typische Zuid-Fransman is wat je bij huisdieren ‘eenkennig’ zou noemen: heel erg hartelijk voor de eigen familie, joviaal voor de vrienden en beleefd voor de buren, maar daar stopt het. Als je op straat vriendelijk dag zegt tegen een volstrekt onbekende, durft die je weleens strak aan te staren om dan gewoon weg te kijken.

Het terugvinden van wat ik ‘de aangeboren vriendelijkheid van de Vlaming’ noem, doet ons dus deugd. Het wegvallen van de stilte die we in Uzès achterlieten, daarentegen… Het zal nog een hele tijd wennen zijn voor we dat verlies kunnen aanvaarden. Aan de mensen zal het nochtans niet liggen: de gemiddelde Vlaming doet veel meer moeite om z’n buur en medemens te respecteren dan de gemiddelde Fransman. Dat ligt natuurlijk aan de schaalgrootte: hier in België leven we allemaal op een kluitje, waardoor je wel rekening móét houden met je omgeving. Maar niet-menselijk lawaai houdt natuurlijk nergens rekening mee.

Daarom hoor je in Vlaanderen overal auto’s, of treinen omdat de sporen zo dicht bij de huizen liggen… En wat we echt hebben onderschat bij onze keuze voor een huurhuis in de prachtige Zuiderkempen, is het feit dat die regio pal onder de aanvliegroute naar de luchthaven van Zaventem ligt. “Lawaai went”, zei mijn oom vroeger altijd als ik hem vroeg of de goederentreinen die ’s nachts achter zijn huis voorbijdenderden hem niet stoorden. “Na een tijdje word je zelfs wakker van de stilte, als er eens geen trein komt.”

En dat klopt ook: al snel hoor je voorbijrijdende auto ’s niet meer, of het tikken van een luide klok in je woonkamer. Maar die vliegtuigen, met hun aanzwellende geraas en gerommel, die wennen nooit. Op een vroege zaterdagmiddag zitten we warm ingepakt op een stoel in de tuin, als het zoveelste vliegtuig de lucht doorklieft. “Hoe is het mogelijk dat zoiets wordt getolereerd door de overheid?” vraagt Ilse zich hardop af. “Letterlijk om de vijf minuten komt er zo’n gedrocht voorbij.”

Kwinten schudt zijn hoofd. “En je zou denken dat het ’s nachts stopt, zodat een mens normaal kan slapen. Maar nee hoor: dan is het de beurt aan de vrachtvliegtuigen.” “Daar moeten we eventjes doorheen, jongens”, probeer ik luchtig te klinken, terwijl ik mijn stem net dat tikkeltje verhef om boven het geraas van een overvliegende Boeing uit te komen. “Ik lig er eigenlijk al niet meer wakker van, ’s nachts.”

Ilse geeft me een por en lacht: “Jij slaapt dan ook met dopjes in je oren, meneertje.” Ik grinnik wat schaapachtig en steek m’n hand op. “Kom, we gaan naar binnen, ik voel een druppel, het gaat regenen.” “Regen? Als het geen kerosine is die ze nog snel dumpen voor ze landen”, grapt Kwinten, die van alles gelezen heeft op het internet.

LEES MEER VAN KOEN STROBBE:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."