“Misschien ben ik nog altijd geen fan van witte jassen, maar wel van de mensen die ze dragen”

Hoofdredactrice Karen is 50 en gelukkig getrouwd met Koen. Er is bij haar thuis altijd leven in de brouwerij, met haar drie kinderen Oliver, Noor en Anthony.

Naar het ziekenhuis

Ik haatte altijd ziekenhuizen. Er zijn, denk ik, twee categorieën mensen. Diegenen die een hospitaal intrigerend vinden, het zelfs romantiseren. Mensen die fan zijn van al die grote medische series, van ‘Grey’s Anatomy’ en ‘Chicago Hope’ tot ‘Spoed’ en ‘House’.

Ze kunnen je tot in de details uitleggen wat een bypass is of hoe je een hart moet masseren. Ze weten wat een stent doet, en ze kijken met fonkelende ogen naar operatiezalen alsof het de keuken is van een exclusieve chef.

En dan heb je mensen zoals ik. Ik word al licht misselijk van de geur van ontsmettingsmiddel alleen. Één stap door die glazen draaideur, en ik heb al het gevoel dat ik er niet wil zijn. Dan wil ik rennen, naar buiten, zo ver mogelijk weg.

Zelfs een gewoon doktersbezoek kan me stress bezorgen. En dat terwijl onze huisarts eigenlijk een vriend is van Koen. Je zou denken dat dat een voordeel is. Maar nee hoor. Ik zit daar met klamme handen en denk alleen maar: zeg dat ik niks heb, zeg dat ik niks heb.

Toen ik hoorde dat het een operatie werd, besloot ik dat ik de dagen ervoor ging vullen met kleine gelukjes”

Toen de specialist me dus ernstig aankeek en zei dat die cyste op mijn nier er nu écht uit moest, was het toch even paniek. Geen misschien, geen afwachten, gewoon: eruit. Ik probeerde het nog luchtig op te pakken, alsof ik even snel een tand moest laten trekken.

Maar al snel werd duidelijk dat dit wel degelijk een operatie was. Die harde zin bleef in m’n hoofd klinken. “Onder het mes.” En toen besloot ik: als het moet, dan ga ik niet flauw doen, er zijn ergere dingen. Ik zou de dagen ervoor vullen met kleine gelukjes.

Nog even genieten

Ik trok afgelopen weekend naar dat heerlijke parelwinkeltje in de stad en kocht eenvoudige parelstekertjes. Geluk. Ik ging langs de bakker voor speculoos, nog warm, en begon er meteen, uit de zak, van te eten. Geluk. We ontbeten samen met de kinderen, zonder dat ze al te veel op hun gsm keken. Geluk.

Ik liet m’n haar knippen door Tessa – als m’n kapsel een beetje in orde is, kan ik alles aan. Geluk. Ik legde een puzzel van duizend stukjes klaar. Ik brandde kaarsjes alsof ik op retraite was. Geluk, geluk, geluk.

En zo ontdekte ik ook iets wonderlijks: je hoeft helemaal niet honderd procent gezond te zijn om klein geluk te voelen

En weet je wat? Het werkte. Zelfs toen ik voor de laatste onderzoeken bij de specialist in het ziekenhuis was. Hij trommelde vrolijk met zijn vingertoppen op tafel alsof hij zin had om een stukje Mozart te gaan spelen en zei: “Die cyste ligt helemaal perfect.” Een zalige man. Geluk.

De anesthesist bleek een vrouw te zijn met een warme, geruststellende stem. Geluk. De verpleegster die mijn vragenlijst afnam, was me nu al vriendelijk moed aan het inpraten. Geluk. Stuk voor stuk leken het mij medische toppers.

En zo ontdekte ik ook iets wonderlijks: je hoeft helemaal niet honderd procent gezond te zijn om klein geluk te voelen, niet in de perfecte omgeving te zijn. Zelfs ik – de vrouw die normaal gezien met gierende banden uit een ziekenhuis wil scheuren – voelde het daar.

Misschien ben ik nog steeds geen fan van witte jassen, maar wel van de mensen die ze dragen. En ik weet nu: ik kan me ook gelukkig voelen in een ziekenhuisbed.

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."