Libelle’s columnwedstrijd – de winnaar
De zomer heeft na een moeizame start een plaatsje veroverd in het vakantieklassement, en de zon schijnt volop. Lief ontkurkt de fles gekoelde Chablis terwijl ik mijn dolce far niente- achterste neerplof in een gebloemd kussen. Ik kijk over de rand van mijn designerzonnebril, een uniek namaakexemplaar dat ik voor drie volle euro’s uit het rekje van het warenhuis haalde, en zie dat het goed is. De heraangelegde tuin met gesnoeide boompjes, de grassprieten die vrolijk groeien en het onkruid dat welig tiert. In de verte bromt een grasmachine, en het monotone geluid maakt me loom.
De ogen van Lief fonkelen meer en meer naarmate de flesinhoud mindert: het ene blauw en het andere groen. In lyrische momenten -of als ik een beetje beschonken ben – verzink ik afwisselend in zijn hemelsgloed of aquaschijn. Zoon tokkelt op het huiselijke computerklavier en dreunt mee met hits die al hitsig waren toen ik dertien was. Musicaltoestanden waarin een Australische trezemieke-met-diadeem op het einde van het verhaal een wilde vamp wordt, in strakke zwarte leren broek en een bustier om u tegen te zeggen. Zeker wat het aspect blijven hangen tijdens het dansen betreft.
Hoe fijn hebben we het niet samen, zegt Lief, en hoe graag hij me ziet. Hoe feilloos we elkaar aanvoelen, en hoe eerlijk hij bij mij kan zijn. Ik knik instemmend, want dat heeft een man nu eenmaal graag. En dat hij zich aan niets ergert, of toch niet veel. Ik blijf knikken zoals het negerkopje van het spaarpotje van de missionarissen. Alleen dat ene karaktertrekje, vindt hij toch. Ik waai even met mijn hand een denkbeeldig vliegje weg, in de hoop dat hij het onderwerp vergeet. En schenk nog een vleugje wijn in, en haal er wat olijven ter versterking bij. Ik neurie mee met de Grease – klassieker en wijs naar de buurkat die krols een zwiepende tak te lijf gaat.
Alleen dat ene karaktertrekje, herhaalt hij glimlachend, alsof ik het niet gehoord heb. En hij begrijpt een klein maar essentieel puntje niet, zeg ik. Een vrouw van veertig kent haar gebreken, daarvoor heeft ze geen man van eenenveertig nodig, neen dankjewel. En als er slechts één ietsepietsie minpuntje overleeft in ons overigens zeer liefdevol bestaan, waar klaagt hij dan over? Ben ik een paar botervloten te dik, chronisch premenstrueel onhandelbaar of lui? Ben ik geen keukenprinses met diepvriesmaaltijden en ruiken mijn oksels niet frisjes dankzij die nieuwe deo? Ben ik geen goede moeder voor Zoon, die onlangs nog zei dat hij me prachtig vindt in dat strakke blauwe jurkje, en zelfs beweert dat ik er dertig uitzie. Ja, dertig, dat zei hij toch die keer? Lief lacht. Dat ene, dat beetje gauw op je paard zitten, lacht hij. Voor de rest ben je perfect zoals je bent, en knipoogt zijn groene oog dicht.
De eerste column van Ann Vanheule lees je in Libelle 39 (25 september 2008).
Wie is Ann Vanheule:
- 40 jaar
- woont in Merelbeke
- partner van Stefan, mama van Brecht (12)
- juriste