Nele

Samenleven in tijden van corona: “Help, mijn man denkt bij elk kuchje dat het einde nabij is!”

Samen dag in dag uit onder één dak leven in tijden van corona-crisis is niet altijd een pretje. En al zeker niet als je man bij elk kuchje denkt dat het einde nabij is, zoals die van redactrice Nele.

“Voel eens, hier zo”. Mijn vriend grabbelt nerveus mijn hand vast, draait ze geroutineerd om en drukt ze tegen z’n voorhoofd. “Verhoging, niet?”.

Ik onderdruk de oogrol die staat te pópelen om zich een baan rond de binnenkant van mijn oogleden te voltrekken en zeg rustig: “Nee hoor liefje, dat is een perfect normale temperatuur. Maar als je wilt, haal ik even de thermometer.”

Waar de thermometer in ons huishouden voordien slechts occasioneel werd bovengehaald bij aanhoudende koortsige nachten met nog net geen stuiptrekkingen, parkeert hij zich intussen al een week lang prominent op de eettafel. Tussen de soep en de patatten, letterlijk. ‘Voor het geval dat’.

We zijn in volle corona-crisis, dag twee van de lockdown-die-geen-lockdown is.
En helaas pindakaas: mijn man blijkt een hypochonder te zijn.

Meten is weten

“Op één kus moet ik lang teren, want bij thuiskomst van de supermarkt word ik behandeld als kwam ik net terug van die culinaire horrormarkt in Wuhan”

Ik had het nochtans kunnen weten. Zijn vreemde voorliefde voor alcoholgel. In een gezinsverpakking met pompje op het aanrecht. In handig meeneemformaat-met-dennengeur, veilig opgeborgen in het middenste vakje van zijn auto. Zijn feilloze gevoel voor dramatiek, dat steevast opspeelt net voor een doktersbezoek. ‘Ik zie je graag, jij weet dat, hé?’ klinkt het dan. Pas op, ik zie hem ook heel graag, hé. Maar mocht het woord ‘man flu’ nog niet bestaan, ik had het speciaal voor hem uitgevonden.

Nu, zo’n huishypochonder heeft ook z’n voordelen, hoor. Want meten is weten. Zo leerde ik de voorbije dagen dat mijn standaard lichaamstemperatuur laag is. Heel laag. Zo laag dat ik soms denk dat ik misschien een vis ben. Of een zeemeermin, op z’n minst. Maar twee thermometers – want ja, hij kocht er nog eentje extra, ‘voor het geval dat’ – zullen wel gelijk hebben, zeker? (Dat ik mijn koorts moest meten om aan te tonen dat die twee thermometers wel degelijk werken, laat ik hier maar even terzijde.)

Ook mijn vocabularium breidt uit. De nieuwe, flexibele thermometer is supersnel en voor oraal, rectaal of axillair gebruik. Het duurt even voor ik doorheb dat het hier gaat om oksels. Die je blijkbaar ook eerst ‘droog dient te vegen’, zo leest de bijsluiter. En dat deze methode de minst nauwkeurige is van de drie. Dan maar onder de tong, en heel hard hopen dat je voorganger ook die methode verkoos…

Als we samen gaan joggen, schakelt hij nog een versnelling hoger. Hartslagen worden nauwgezet gemonitord, een hortende ademhaling kondigt nog net niet het einde der tijden aan. ‘Ja, ik wíst het, hé. Ik vind m’n ritme niet vandaag. En ik stijg veel te snel, dat is niet normaal. Dat is dat virus, hé.’

Wanneer ik naar buiten moet voor boodschappen, neemt hij mij bij de schouders, kust me innig vaarwel en salueert nog net niet voor hij mij het slagveld op stuurt. Op die kus moet ik dan ook lang teren, want bij thuiskomst word ik behandeld als kwam ik net terug van die culinaire horrormarkt in Wuhan, het corona-epicentrum. ‘Handen wassen!’ klinkt het dan streng, terwijl hij me richting keukenkraan port met zijn elleboog. En weet je wat? Hij heeft niet eens ongelijk. Better safe than sorry.

Eén karreke binnen, één karreke buiten

“Hoe kun je je wapenen tegen een vijand die je niet ziet, volgens richtlijnen die met de dag lijken te veranderen?”

Het is me dan ook wat, met dat onzichtbare virus, dat ervoor zorgt dat we plots afstand moeten houden en gedwee op winkelkarlengte staan aan te schuiven op de parking van de supermarkt. Volgens de regel van ‘één karreke binnen, één karreke buiten’, aldus de Antwerpse bewakingsagent aan de ingang.

Hoe kun je je wapenen tegen een vijand die je niet ziet, volgens richtlijnen die met de dag lijken te veranderen? Een mens zou van minder paniekerig worden.

En dan moet ik hoesten. Verslikt in een slokje koffie. Mijn vriend veert nog net niet recht, ik draai nog net niet met mijn ogen. Wanneer ik even later weer hoest, dit keer zonder koffie, krijg ik het benauwd. Het zou toch niet… en heb ik het nu niet heel warm plots? ‘Voel eens, voel eens!’ hoor ik mezelf zeggen.

Ik moet naar de winkel om brood. Voor de zekerheid stop ik de flexibele thermometer in m’n handtas, zo kan ik mezelf altijd en overal goed monitoren. Voor het geval dat. Oraal, axillair en – God beware me  –  zelfs down under als het moet.

Wel, wel. Die hypochondrie blijkt net zo besmettelijk te zijn als dat rotvirus. Wie had dat gedacht.

Lees ook:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."