Tiener met faalangst? “Nu de examens voor de deur staan, is een planning het allerbelangrijkst”
De toetsen en examens staan voor de deur, traditioneel een periode die voor heel veel stress binnen het gezin zorgt. Een heuse uitdaging, zeker als je tiener last heeft van faalangst. Hoe kun je je kind helpen, nu en ook op lange termijn, dat vroegen we aan Barbara Engelen, kindertherapeut en coach bij groepspraktijk Puber(t)aal.
Wat is faalangst?
Barbara, de toetsen en examens staan voor de deur: wat is faalangst en hoe herken je het bij je kind?
Barbara Engelen: “Wel, het woord faalangst zegt het zelf: angst om te falen. Het gaat eigenlijk om een sociale angst. Een kind is niet zozeer bang om een slecht punt te halen, maar wel om hierop beoordeeld te worden door anderen.
Veel kinderen met faalangst krijgen ineens een black-out tijdens de toets of het examen. Je ziet ze op hun stoel sterven van de stress en ze weten zelf niet goed wat er gebeurt. Ze hadden toch gestudeerd? Op dat moment wordt je denkend vermogen uitgeschakeld en neemt de stress het over.
Andere dingen waaraan je faalangst kunt herkennen zijn buikpijn, geen eetlust, vaker moeten plassen, slecht slapen. Je hebt ook kinderen die constant bevestiging nodig hebben, van de leerkracht of de ouders. En dan heb je ook nog de uitbundige groep, die net zo goed last heeft van faalangst, maar zich verstopt achter moeilijk gedrag in de klas. Soms kiezen kinderen ervoor om op een opvallende manier aandacht te vragen, omdat het veiliger voelt dan te laten zien dat ze iets nog niet kunnen
Een kind met faalangst is niet zozeer bang om een slecht punt te halen, maar wel om hierop beoordeeld te worden door anderen
De moeilijkste groep bestaat uit de stille kinderen, die precies doen wat ze moeten doen (of zo lijkt het toch). Waarvan je als leerkracht of als ouder in eerste instantie niets vermoedt, omdat hun punten in het begin nog goed zijn. De problemen stellen zich pas later. De grote moeilijkheid is dat sommige kinderen op een expressieve en opvallende manier aandacht vragen, terwijl anderen eerder op de achtergrond blijven. Hierdoor bestaat de kans dat niet alle behoeften even snel zichtbaar worden, zeker wanneer signalen subtieler zijn.”
Wat zijn de oorzaken van faalangst? Kan het door prestatiestress op school zijn, of leggen kinderen zichzelf die druk op?
Barbara: “Het ene kind is er al wat gevoeliger voor dan het andere. Faalangst heeft te maken met het beeld dat een kind over zichzelf heeft. Je hebt kinderen die feedback al snel als kritiek op hun persoon zien – zie je wel, ik ben dom -, terwijl anderen het van zich af laten glijden. Als de druk verhoogd wordt door de school – of soms ook goedbedoeld door de ouders- dan kan dat voor het eerste kind een trigger zijn om faalangst te ontwikkelen.
Onlangs zag ik een rapport waar een leerkracht – ook weer goedbedoeld – op had geschreven: ‘Ik had meer van jou verwacht’. Die leerkracht bedoelde vast: ‘Ik geloof in je en ik weet dat je meer kunt’, maar de formulering was wat onhandig. Je moet altijd rekening houden met hoe die feedback bij het kind kan binnenkomen. Het is beter om groeigerichte feedback te geven: wat ging er al goed en wat kan het kind volgende keer anders doen? Op die manier is het voor het kind duidelijke welke kleine stappen hij/zij nog kan zetten bij een volgende keer.”
Is faalangst erfelijk, of iets dat ze zien bij vader of moeder?
Barbara: “Kinderen verschillen van nature in hun temperament. Sommige zijn van zichzelf gevoeliger of perfectionistischer, wat hen gevoeliger kan maken voor het ontwikkelen van faalangst – zeker in een prestatiegerichte omgeving. Het kan dus zeker ook zijn dat je ouders onbedoeld iets triggeren. Onlangs ontmoette ik een kind met faalangst wiens vader altijd aan het werk was. Ze keek naar hem op en had het gevoel dat ze steeds meer moest doen, om net zoals haar papa te zijn. Wat ze niet wist, was dat haar papa al een burn-out had gehad, omdat hij de lat steeds zo hoog legde.
Vergeet niet dat kinderen doen wat ze zien, eerder dan wat tegen hen gezegd wordt. Je kunt dus nog zo vaak zeggen dat het niet perfect moet zijn, als jij, al dan niet onbewust, laat zien dat je steeds in de weer bent, omdat je huis er steeds vlekkeloos moet bij liggen, dan geef je een ander signaal.”
Zet van in het begin in op de inzet, en niet op de punten die je kind haalt
Is het iets dat ‘in’ je zit, of kan het ook ineens ontstaan?
Barbara: “Meestal zien we faalangst opkomen in de laatste jaren van de lagere school. Dan beginnen leerkrachten de druk op te voeren, ter voorbereiding op het middelbaar. De vraag is dan hoe de leerkracht dit aanpakt en hoe je als ouder reageert. Zet van in het begin in op de inzet van je kind, en niet op de punten. Voel je als ouder de druk van de leerkracht, dan kan het zijn dat je hierin meegaat en je kind aanzet om nóg meer te studeren, er de hele tijd naast te zitten en hem of haar te controleren. Je hebt het gevoel dat het nu of nooit is, anders loopt het misschien fout in het middelbaar. Maar ook in het middelbaar krijgen kinderen begeleiding op school en ergens moeten ze hun eigen manier van leren ontdekken. Dat doe je met vallen en opstaan. En vooral door veel fouten te maken, want leren is proberen.
Begrijp me niet verkeerd, je moet er zijn voor je kinderen. Geef aan dat je beschikbaar bent als ze met vragen zitten of hulp willen, en geef hen de erkenning die ze nodig hebben om vol te houden. ‘Het is inderdaad veel.’ ‘Amai, moet je dat allemaal kennen?’ ‘Hoe wil je het aanpakken?’, in de plaats van enkel te controleren. Dan geef je ergens aan: ik geloof niet dat je dit alleen kunt.”
Een kind met faalangst: wat kun je doen als ouder?
Wat is een goede manier om hiermee om te gaan als ouder, nu de examens voor de deur staan?
Barbara: “Op korte termijn zou ik aanraden om nu te starten met een degelijke planning. Het is geen nieuwe tip, maar het is wel effectief. Tijdens het plannen, verdeel je de leerstof in kleine, behapbare blokjes. Dit zorgt ervoor dat je kind niet tegen een berg leerstof opkijkt, maar het overzicht behoudt en telkens kleine stukken leert, wat enorm motiveert. Ga je nu al van start, dan moet je niet meer van nul beginnen op het moment dat de examens er écht aankomen.
Hou rekening met de ABC-termen: autonomie, betrokkenheid en competentie. Door steeds kleine stukjes te leren, doen ze succeservaringen op en voelen ze dat hun competentie groeit. Autonomie geef je door hen te laten bepalen op welke manier ze willen plannen: op een groot papier of met een app bijvoorbeeld. Wees betrokken, maar spreek af hoe het hen kan helpen. ‘Wil je dat we de planning elke dag overlopen of duid je graag zelf aan wat je al gedaan hebt en wat niet?’
Daarnaast zet je best in op helpende gedachten. Overloop eens samen met je kind of vraag om het op te schrijven: welke negatieve gedachten heb je soms? Wat helpt je en wat niet? Wat bezorgt je een onzeker gevoel? Kijk daarna welke gedachten je hier tegenover kunt zetten. Soms kun je zelf dingen verzinnen, maar als dat niet lukt, kun je ook gebruikmaken van speciale kaartensets met tips, zoals die van Platform Mindset, bijvoorbeeld. Neem die kaarten mee naar je examen of vraag aan de leerkracht of je iets op een papiertje mag schrijven om op je bank te leggen tijdens de toets. Als er veel stress opduikt, helpt het om naar die gedachten of tips te kijken en zo weer rustig te worden en de knop om te draaien.”
Op korte termijn is een goede planning het allerbelangrijkst, op lange termijn moet je absoluut de focus weghalen van de punten
En op lange termijn?
Barbara: “Op lange termijn zou ik absoluut aanraden om de focus weg te halen van de punten. Heeft je kind een acht op tien, zeg dan niet: ‘Wat ben jij slim!’ Want dan geef je feedback op de persoon zelf. Zeg liever: ‘Wauw, wat heb je daar allemaal voor moeten doen! Zo leg je de focus op het proces en niet op de punten. Laat je kind vertellen hoe hij of zij het heeft aangepakt, dan kunnen ze het de volgende keer herhalen, of misschien verbeteren indien nodig.
Ook interessant: “We vragen ons te weinig af wat cijfers op school doen met een kind”
Nog iets wat je op lange termijn kunt doen, is praten over je eigen faalervaringen, en hierdoor hun gevoel erkennen. Hiermee geef je aan dat falen normaal is, en er gewoon bijhoort.”
Ik onthoud vooral: plannen! Werkt dat écht voor iedereen?
Barbara: “Je moet weten dat er verschillende soorten faalangst bestaan, actieve en passieve, en die planning kan beide groepen helpen. In het eerste geval gaat je kind héél veel leren en de lat steeds hoger leggen. Door samen te plannen kun jij erover waken dat er ook voldoende rustmomenten zijn, dat je kind tóch naar de training gaat en zo even ontspant, dat jullie op vrijdagavond iets leuk doen met het gezin, etc.
Kinderen met passieve faalangst gaan net dingen uitstellen, omdat ze bang zijn om te falen. Ze wachten tot het allerlaatste moment en beseffen dan dat het niet meer zal lukken, omdat het te veel is. Ook daar biedt een planning soelaas. Door de leerstof in brokjes te verdelen, blijft het behapbaar. Zien ze dat ze 10 minuten moeten studeren, dan is de kans groter dat ze eraan gaan beginnen dan dat je hen ineens een uur lang wiskunde-oefeningen voorschotelt. Na die 10 minuten voorzie je pauze, en dan kunnen ze misschien nog een keer 10 minuten studeren. Tieners vinden plannen niet leuk en vaak ook niet nuttig, maar het is de allerbelangrijkste tip die ik kan geven!”
Met dank aan Barbara Engelen van Puber(t)aal.
Meer tips voor ouders:
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!