Maak kennis met onze nieuwe columniste, Hannelore Bedert!

We hebben er weer een nieuwe Libelle-columniste bij: Hannelore Bedert (35). Ze is bij het grote publiek bekend als singer-songwriter en auteur van ‘Lam’, waarmee ze enkele weken geleden nog de Bronzen Uil publieksprijs 2019 won. 

Begin dit jaar verloor Hannelore plots haar grote liefde Stijn aan hartfalen. In haar columns vertelt ze elke week over haar leven als jonge weduwe met twee kinderen. 

Maar eerst maken we even kennis met haar, in een interview dat je deze week in ons magazine leest, en waaruit wij enkele mooie passages haalden. 

Over Stijn, haar grote liefde

“Ik werd aan hem voorgesteld door een vriend, die vond Stijn wel bij me passen. Ik dacht: maar allez, dat is toch niks voor mij? Hij leek me leuk voor één avond, meer niet. Maar twee weken later op een feestje sloeg de vonk toch over. Ik was 22 en ik had veel foute lieven gehad. Achteraf klinkt dat zo cliché, maar het was echt zo: plots besefte ik wat een goeie relatie was. Ik hoor vriendinnen vaak vertellen over hoe ze twijfelen aan hun relatie, en dan denk ik: je bent die ene die je omverblaast nog niet tegengekomen. Voor mij was dat Stijn. Na twee weken waren we al aan het praten over hoe onze kinderen eruit zouden zien.”

“Ik denk soms: wanneer gaan
mensen me niet meer zien als
‘Hannelore die haar man
verloren heeft’?
Ik wil niet alleen weduwe en verdriet zijn”

Over de vader die hij was

“Bij Stijn moet je echt zoeken naar slechte eigenschappen, daarom vind ik het ook zo verschrikkelijk dat hij er niet meer is. Hij was een betere vader dan dat ik een moeder ben. Hij had meer geduld, was meer bezig met de kinderen, had een soort speelsheid die ik niet had. Als de kinderen aandacht vroegen, was hij er meteen. Ik kon dat niet altijd opbrengen. Hoppe en Stijn, dat waren twee handen op één buik. En Hoppe zegt soms: ‘Nu zit ik hier alleen met twee vrouwen in huis.’ Hij is zijn papa kwijt naar wie hij zo opkeek. Als ik daaraan denk, schiet ik vol. Ik kan veel overnemen, maar niet de vaderrol.”

Over hoe het zo kon misgaan

“Tien jaar geleden heeft zijn broer een hartaanval gekregen. Hij is gereanimeerd en erdoor gekomen. Onderzoek wees uit dat hij het Brugada-syndroom had. Omdat het erfelijk is, werd Stijn ook onderzocht. Hij bleek drager van het gen dat de hartritmestoornis veroorzaakt, maar testen wezen uit dat hij een lagerisicopatiënt was en dus geen defibrillator nodig had. ‘Als we iedereen die drager is van dat gen een defibrillator zouden inplanten, liep half België ermee rond’, zeiden ze. Dat is kansberekening, natuurlijk. Maar achteraf gezien had hij er dus wel een nodig gehad.”

“Ik kwam die zaterdagavond 17 februari thuis na een concert. Toen ik de deur opendeed, hoorde ik hem boven vallen. Ik dacht nog dat hij over speelgoed was gestruikeld. Ik liep naar boven en zag hem liggen op de grond. Omdat er overal bloed lag door de val, heb ik meteen een ambulance gebeld en hem omgedraaid. De man van de noodcentrale herkende het geluid dat Stijn maakte en zei: ‘Onmiddellijk reanimeren.’ De man bleef aan de lijn, bleef mee tellen… Daar ben ik hem nog altijd dankbaar voor. Er schoot van alles door mijn hoofd: dat ik kleren moest inpakken voor Stijn om mee te nemen naar het ziekenhuis, dat ik opvang moest zoeken voor de kinderen. Ik dacht niet: het is gedaan met hem. Dat besef kwam pas toen de ambulance er was. Hoe langer het reanimeren duurde, hoe meer het binnensijpelde: dit komt niet goed.”

Over de dagen erna

“Er was ontzettend veel volk, Hoppe zei: ‘Waarom zijn al die grote mensen hier de hele tijd?’ Slachtofferhulp had me aangeraden om de kinderen zo snel mogelijk weer in een normale routine te brengen. Zaterdag was papa dood, maandag zaten ze weer op school. Daar werden ze fantastisch opgevangen. Er was een tentje voor Hoppe en Polly, waarin ze zich konden terugtrekken als dat nodig was. En er staat nog altijd een tafeltje met een foto van Stijn. Vroeger zou ik dat melig gevonden hebben, nu denk ik: zo schoon.”

“In het begin moest ik zoveel regelen, waanzinnig was dat. Onwaarschijnlijk dat er niet één kruisdatabank bestaat waar je gewoon kunt aangeven: ‘Mijn man is dood.’ Nu is het stiller geworden. Ik kan nog altijd rekenen op vrienden en familie, maar er staat niet
altijd iemand ongevraagd voor de deur. Dat hoeft ook niet, ik wil ook weleens met rust gelaten worden. En soms gebeurt het dat ik de muren oploop en denk: waarom
belt er nu niemand aan?”

Over hoe je zoiets verwerkt

“De pijn is vandaag groter dan die eerste maanden. Ik kan naar een foto kijken en beseffen dat hij er gewoonweg niet meer is, dat mijn gezin niet meer volledig is. Die realiteit komt soms keihard binnen. Onlangs was onze regenrecuperatiepomp stuk. Een van zijn beste vrienden is die komen maken, na uren sukkelen werkte ze weer. Dan sta je daar te huilen en te juichen en zeg je: ‘Kijk, Stijn, gelukt!’ Het besef dat hij nooit meer iets zal terugzeggen, dat ik nooit meer antwoord krijg als ik iets zeg, is verschrikkelijk. Als ik daar te lang over nadenk, word ik gek.”

Lees het volledige interview in je Libelle-magazine van deze week. En mis hier op onze site nu donderdag Hannelores eerste column niet!

Tekst: Annelies Dyck – Foto: Ann De Wulf

 

Meer lezen:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van de beste groentips en wooninspiratie!

 

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."