Uit het hart van Hannelore: “Mijn dochter draait zich naar me om, met bloemetjes in haar hand. ‘Zal papa deze mooi vinden? vraagt ze”

Begin dit jaar verloor Hannelore (35) plots haar grote liefde Stijn aan hartfalen. In haar columns vertelt ze elke week over haar leven als jonge weduwe met twee kinderen. 

Onze columniste in het kort: Hannelore Bedert is bij het grote publiek bekend als singer-songwriter, en auteur van ‘Lam’, waarmee ze enkele weken geleden nog de Bronzen Uil publieksprijs 2019 won.

“Verdomme, hij ligt hier zo alleen”

De zon schijnt, mijn dochtertje plukt bloemen aan de straatkant, kijkt af en toe naar me op, met glinsterende oogjes. Mijn zoon fietst wat verder voor ons uit, slalomt, kijkt af en toe achter zich om te zien welk slipspoor hij op de stoepstenen nalaat. Daar wandel ik dan: een jonge moeder, 35 jaar, in de fleur van het leven, met twee jonge, spelende en lachende kinderen. En ik denk: kijk, dit is een mooi beeld, toch? Maak er een scène in een familiefilm van, smeer wat violen en triangels op de achtergrond, zoom in op de pretoogjes van de kleuter en iedereen is blij. Terwijl mijn jongste voor me uit dartelt en probeert haar fietsende grote broer in te halen, weet ik een glimlach te forceren, een kleintje, maar het ís een glimlach. Echt. Want, hé, het is een mooi beeld. Toch?

Dan draait mijn dochter zich naar me om. “Zal papa deze mooi vinden?” Het kind staat met de bloemetjes in haar hand tussen de grote, stenen inkompilaren van het kerkhof, een frons op haar engelengezichtje. Weg heerlijk kleffe familiefilm, welkom harde realiteit. Alweer. De tijd heeft de laatste maanden bitter weinig medelijden en beperkt de glimlachmomenten tot een minimum.

“Er moet niet veel gebeuren om te sterven. Op enkele seconden tijd kan het leven een volledig andere wending nemen. De deur toe, het licht uit”

Dat zal veranderen, wordt gezegd. Het zal slijten. Maar nu nog even niet. Nu moeten we door het slijk, met handen en benen aan elkaar vastgebonden, om de tocht nog net iets ondraaglijker te maken. Mooi weer of niet, slijk zal er zijn. En het zal stinken. Ik haal mijn glimlach opnieuw boven. (Wat ben ik goed geworden in mezelf dwingen.). “Papa zou ze prachtig vinden”, zeg ik en ik vloek binnensmonds. Omdat hij het kleine meisje zou moeten zien nu, omdat hij naast z’n zoon zou moeten kunnen fietsen, omdat hij simpelweg hier zou moeten zijn.

Achter de grote, ijzeren poort strekt zich het eindeloze grasveld uit. De begraafplaats als park. Vroeger wandelden we hier, met z’n twee, ons nog niet bewust van wat komen zou. We lieten de hond uit, die zich een weg zocht tussen de vele graven. Hoe vaak keken we niet naar sterfdata, ons verwonderend over de jonge leeftijd waarop sommigen vertrokken waren, ons afvragend wat er was gebeurd. Er moet niet veel gebeuren, weet ik nu. Op enkele seconden tijd kan het leven een volledig andere wending nemen. De deur toe, het licht uit. De dood kan je volledig verrassen. Als een feestje waar iedereen van af wist, behalve de jarige die de deur opent en zich rot schrikt. Alleen volgt op de dood geen feestje. Of toch zelden.

We slenteren, nu we voorbij de poort zijn. Onbewust stellen we het altijd nog even uit. Papa gaat nergens heen, hij wacht wel, dat weten we ondertussen. Toen het de eerste keer regende, vlak na zijn dood, fietste ik met mijn zoon voorbij het kerkhof. Vanonder de kap van zijn jas riep hij: “Nu moet papa het toch koud hebben, niet?” Ik wou hem zeggen dat papa niks meer voelde, maar voor die harde, volwassen woorden was het toen nog te vroeg. En al ben ik zelf oud genoeg om te weten dat dood zijn elk gevoel wegneemt, toch kan ook ik op het kerkhof alleen maar denken: verdomme, hij ligt hier zo alleen.

“Het moet een raar zicht zijn: een moeder met twee jonge kinderen, blaadjes vegend rond een grafsteen. Ik zou er zelf ook ongemakkelijk van worden”

“Van wie zijn die bloemetjes, mama?” We staan er met z’n drieën naar te kijken. Ik haal mijn schouders op, blijf hen het antwoord schuldig. “Ik weet het niet”, zeg ik, maar voel warmte door mijn lijf stromen, omdat ik door die anonieme bloempot besef dat hij niet alleen van ons bezoek krijgt. Terwijl mijn zoon water haalt voor de bloemen, bouwt mijn dochtertje een toren van dennenappels. “Kijk,” zegt ze, glunderend, “voor als papa honger heeft. Appeltjes!” Een gangpad verder wandelt een koppel voorbij. Ze wijzen naar graven, praten gedempt, ik zie hoe hij zijn arm om haar schouder legt. Als ze ons in de gaten krijgen, verstomt hun gesprek. Wat een zicht moet het ook zijn… een moeder met twee jonge kinderen, blaadjes wegvegend rond een grafsteen. Ik zou er zelf ook ongemakkelijk onder worden. De vrouw knikt, ik forceer een glimlach. Mijn dochtertje zwaait naar het koppel, draait zich dan vrolijk naar mij om en vraagt: “Hoelang gaat papa nog gestorven zijn?”

Tekst: Hannelore Bedert – Foto: Ann De Wulf

Lees meer over Hannelore Bedert:

• Maak kennis met onze nieuwe columniste, Hannelore Bedert

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."