Comme chez Koen: “Ik denk aan de veerkracht van onze zoon, tijdens de lange corona-isolatie. Zou hij nu de weerbots krijgen?”

Libelle-columnist Koen Strobbe (56) is auteur en woont met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten in het zuiden van Frankrijk. In zijn wekelijkse column vertelt hij over zijn leven in ‘la douce France’.

We zitten gezellig buiten te ontbijten, als er plots een knal weerklinkt die de kopjes op tafel doet rinkelen. Terwijl Ilse en ik ons rot schrikken, zegt Kwinten kalm: ‘Ah ja, er is vandaag een drijfjacht op everzwijnen. Toen ik gisteren ging fietsen, zag ik de verwittigingsbordjes al hier en daar langs de weg staan.’
Net zoals in België zorgen everzwijnen hier voor heel wat overlast en nu de druiven rijpen, zijn de jagers – van wie de meesten ook wijnboer zijn – extra gemotiveerd om zoveel mogelijk everzwijnen het loodje te laten leggen.
‘Als ze weer beginnen te jagen, betekent dat dat de zomer bijna voorbij is’ mijmert Kwinten, met het soort weemoed in zijn stem dat enkel een tiener kan produceren. Ik schenk hem nog wat sinaassap bij en probeer hem op te beuren met het vooruitzicht van een partijtje pingpong na het ontbijt.

Prompt horen we het helse kabaal van een troep blaffende honden en luid gekraak in het onderhout. We weten alle drie wat dat betekent en prijzen ons gelukkig dat een muurtje ons van de bosrand scheidt. Seconden later schiet een gigantische mannetjesever uit het bos, met de honden in zijn kielzog. Net voor hij uit het zicht verdwijnt, horen we de knallen. ‘Voor hem is de zomer ook definitief voorbij’, zegt Kwinten mistroostig.

Ik denk terug aan de voorbije maanden en de veerkracht die onze zoon tijdens de lange corona-isolatie heeft getoond. Maanden niet meer naar school gekund, zijn vrienden enkel via Skype ontmoet, en heel veel plannen in het water zien vallen.

Het voorbije schooljaar was Kwintens laatste jaar in het lager middelbaar en net zoals iedereen keek hij uit naar de traditionele dansfuif waarmee het afscheid van de kinderjaren zou worden gevierd, maar die geannuleerd werd. Aangezien veel kinderen na de vakantie naar een andere school trekken, is een deel van de kliek dus verdampt zonder dat de klasgenoten elkaar nog hebben gezien. Maar Kwinten klaagde niet en ging vrolijk de zomer in.

Al die tijd verwachtte ik dat hij op een bepaald ogenblik de weerbots zou krijgen; zou het nu zover zijn? ‘De zomer kan ook niet eeuwig blijven duren hé’, zeg ik filosofisch, ‘dat zou ook maar een saaie bedoening zijn.’
‘Vind je?’ vraagt Kwinten. ‘Ik zou het liefst ergens gaan wonen waar het altijd zomer is, de Canarische Eilanden of zo.’
‘Ik niet’ zeg ik. ‘En ik denk dat je op termijn dat typische zomergevoel zou gaan missen. Want denk je niet dat de zomer net zo tof is omdat hij eindig is?’
Kwinten kijkt naar mij zoals zonen naar hun vader kijken als die onzin uitkraamt. Maar later bij het pingpongen zegt hij plots: ‘Misschien heb je wel gelijk, misschien geniet ik wel meer van de zomervakantie omdat ik weet dat het in september gedaan is en dat ik mij moet haasten om veel te profiteren.’

“Eigenlijk geldt deze gedachte voor zowat alles in het leven: je profiteert pas echt van iets als je weet dat het op kan raken, dat het eindig is.”

‘Dat is zo met alles’ zeg ik. ‘Als we pannenkoeken bakken, ben je ook al uren op voorhand aan het watertanden. Maar stel dat we elke dag pannenkoeken aten, hoe blij zou je dan nog zijn?’ Ik sla een balletje en voeg er nog aan toe: ‘Eigenlijk geldt die gedachte voor zowat alles in het leven: je profiteert pas echt van iets als je weet dat het op kan raken, dat het eindig is.’
‘Behalve dan het leven zelf’, pareert Kwinten.
‘Wat bedoel je?’ vraag ik.
‘Wel, het zou toch nogal luguber zijn om je hele leven lang keihard van het leven te genieten, alleen omdat je er de hele tijd aan denkt dat je ooit moet sterven?’

Ook dat is corona: het feit dat het tv-nieuws plots alleen nog maar om sterftecijfers draaide, heeft aan zijn jeugdige onbezorgdheid geknaagd, al wilde hij het er met ons nooit over hebben. De gedachte komt eventjes in me op om hem te zeggen dat het nochtans klopt, dat de meeste mensen intensiever leven omdat ze weten dat niemand eeuwig bestaat, maar ik bijt op mijn tong.

Ik laat de bal nogal hoog opstuiten. Kwinten geeft er een geweldige loeier op en jubelt: ‘Eenentwintig-achttien! Ik durf wedden dat je had gehoopt dat dit partijtje wat minder eindig zou zijn!’
‘Dat is dan het voordeel aan pingpong’, lach ik. ‘Je kunt elke keer gewoon opnieuw beginnen.’

LEES MEER VAN KOEN STROBBE:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."