Koen
“De buurjongen deed open, gaf ons koffie en luisterde geduldig. Empathie is nog lang niet uitgestorven”
Koen Strobbe keerde na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug naar ons land.
Kwinten was gisteren jarig. Twintig. Een nieuwe voordeur, zoals dat heet, en hoewel dat nog piepjong is, leek hij er niet bepaald opgetogen over. Hij had het erover dat zijn leeftijd nu met een twee begon, en dat klonk volgens hem toch wel een beetje ernstig. Alsof hij nu plots iets moest gaan voorstellen.
Ilse en ik grinnikten erom, maar ergens herken ik die aarzeling. Plots sta je op een drempel waar je wel over móét, maar liever nog even op blijft hangen. Zou er zoiets bestaan als een jeugd-midlifecrisis? En zo ja, dan hopelijk met minder Harley Davidsons en sportieve waaghalzerij.
Geen groot feest dus voor Kwintens verjaardag, maar wel precies zoals hij het graag heeft: zonder spektakel, maar met aandacht
Zoals elk jaar bakte ik de traditionele verjaardagstaart. Een driedubbele constructie van luchtige biscuit, stevige crème au beurre en verse aardbeien, genoeg om een kleine familie stil te krijgen tijdens het aansnijden. Het was even balanceren om het ding uit de koelkast en heelhuids op tafel te krijgen, maar ondertussen is het een soort ritueel geworden. In laagjes, net zoals het leven zelf.
En ’s avonds gingen we, zoals altijd, uiteten. Dat is voor Kwinten al sinds zijn peuterjaren iets magisch: de deur uit, aan een tafel gaan zitten waar iemand anders voor je zorgt, en dan iets lekkers kiezen van een menukaart alsof het een schatkist is. Geen groot feest dus, maar wel precies zoals hij het graag heeft: zonder spektakel, maar met aandacht.
De hoofdstukken van het leven
In je kind zie je je eigen leven terug in hoofdstukken. Eerst was hij een kleine Fransman. Toen we terug naar België verhuisden, werd hij een soort nieuwe Belg. Een mengeling van Zuid-Franse zon en Belgische regenjassen. En nu? Nu is hij helemaal ingeburgerd in de Belgische relatieve drukte. Zelfs zijn blik is veranderd: minder dromerig, meer gefocust.
Toch geloven Ilse en ik dat die vroege jaren – daar tussen de lavendel, de zingende krekels en het trage ritme van het platteland – hem nog altijd vormen. Misschien niet zichtbaar, maar wel voelbaar. Een soort innerlijke voorraadkast waar hij op drukke dagen even uit kan putten. En ergens troost het me dat hij dat bij zich draagt: een jeugd met meer bomen dan schermen, met ravotten en ‘echte’ spelletjes spelen. Een soort analoge basisversie van het leven, zeg maar.
Meer vriendelijkheid, minder pantser
Wat me de laatste tijd opvalt als ik kijk naar Kwintens vrienden, is dat jonge mensen weer zachter lijken te worden. Ondanks de staat van de wereld, ondanks de algoritmes, ondanks de dagelijkse stroom onheil: ik zie meer open gezichten dan cynische. Meer vriendelijkheid, minder pantser. Niet zo lang geleden zagen we dat ook aan een buurjongen die we nauwelijks kenden.
Ik had Ilse en mezelf op een stomme manier buitengesloten. De sleutels lagen binnen, onze gsm’s ook. Het was koud, we stonden daar op een zaterdagochtend op onze pantoffels en zonder jas in de kou. Dus ik bel aan bij een huis wat verderop in de straat, bij mensen die we maar kennen van wat vriendelijke ‘goeiedags’ heen en weer. De ouders bleken niet thuis, maar hun zoon – een twintiger – deed open.
Toen ik verder reed, dacht ik: als dit de generatie is die eraan komt, mogen we met een meer dan gerust hart vooruit kijken
Hij keek me vriendelijk aan, luisterde geduldig, had genoeg aan een halve uitleg, en reikte me zonder aarzeling zijn telefoon aan. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Toen ik de slotenmaker gebeld had, stelde hij voor dat we even binnenkwamen. Want buiten was het toch maar fris, zei hij, en of we graag een kop koffie hadden.
Ik weet het, het is een klein voorval. Maar dat soort spontane vriendelijkheid, die open houding, dat zie ik gelukkig steeds vaker. Geen grootse heldendaden, maar kleine gebaren die tonen dat empathie nog lang niet uitgestorven is. En dat maakt me oprecht blij.
Vanmorgen zag ik de vader van die jongen in de tuin staan. Ik stopte even met de auto en maakte een praatje. Vertelde hem hoe dankbaar Ilse en ik zijn om de vriendelijke hulp van z’n zoon. Hij maakte er geen spektakel van, maar glimlachte breed. Ik zag het gebeuren: in dat moment groeit een vader. Niets zo deugddoend als wanneer iemand iets goeds zegt over je kind. Toen ik verder reed, dacht ik dat, als dit de generatie is die eraan komt, we met een meer dan gerust hart vooruit mogen kijken.
Meer van onze columnisten?
Volg ons op Facebook, Instagram, Pinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!