Mijn verhaal
“Ik verwachtte een terugbetaling, maar toen ik de brief opende, zag ik dat we 229.080,81 euro moesten betálen. Ik knipperde even met mijn ogen.”
Door Annelies Dyck

Mona en haar man stonden net op het punt om professioneel een nieuwe weg in te slaan, toen ze hun aanslagbiljet in handen kregen: totaal onverwacht moesten ze honderdduizenden euro’s aan belastingen betalen, als gevolg van een oude administratieve fout. Dat was het begin van een lijdensweg van meer dan 10 jaar.

Mijn verhaal: Mona en haar gezin werden het slachtoffer van een administratieve fout met verregaande gevolgen

Mona (60): “Het was op een ijskoude sneeuwdag in februari 2010 dat de postbode langskwam met de envelop van de dienst belastingen. Ik verwachtte een terugbetaling, maar toen ik de brief opende, zag ik dat we 229.080,81 euro moesten betálen. Ik knipperde even met mijn ogen. Stond die komma niet verkeerd? Maar het ging wel degelijk om bijna 230.000 euro, die wij zogezegd verschuldigd waren aan de staat.

Ik begreep er niks van. Ik werkte niet, Johan had zijn zaak enkele jaren daarvoor verkocht. We stonden op het punt om een nieuw leven te beginnen: Johan zou een nieuwe zaak opstarten, ik wilde mijn kinderdroom van een eigen kledingwinkel eindelijk waarmaken. We hadden zelfs al een optie genomen op een winkelpand.

Hallucinant: wij moesten opdraaien voor een bedrijf dat al lang het onze niet meer was

Johan was niet thuis, ik ben in mijn wagen gesprongen en naar de belastingdienst gereden. Ik dacht nog: die zullen dat wel meteen rechtzetten. Maar de vrouw aan de balie was formeel: deze info hadden zij doorgekregen van de collega’s van de btw. ‘Als u het er niet mee eens bent, moet u een bezwaarschrift indienen.’ Dat hebben we met de hulp van een bevriende advocaat gedaan, maar het mocht niet baten. Beetje bij beetje kwamen we te weten waarin we verzeild waren geraakt.

Mijn man had zijn vennootschap verkocht, maar was twee jaar na overname door een ambtenaar van de fiscus verkeerdelijk als zaakvoerder aangeduid. Het bedrijf dat zijn zaak had overgenomen, was betrokken in een facturenzwendel met belastingfraude. Hallucinant: wij moesten opdraaien voor een bedrijf dat al lang het onze niet meer was. Dat konden ze toch zíén?

Maar zij gingen ervan uit dat wij schuldig waren, het was aan ons om het tegendeel te bewijzen. Alle redelijkheid was weg. Het werd een juridische strijd van meer dan tien jaar, waarin we die 230.000 euro in eerste instantie moesten ophoesten.

Johan en ik waren een welgesteld gezin. Van de ene op de andere dag moesten wij elke maand over de bodem van de rekening schrapen. Vrienden hielpen ons spontaan, als het kon gingen we bijwerken. Maar de procedure kostte handenvol geld en er kwamen interesten bovenop onze schulden aan de staat. Er kwam geen einde aan. Op den duur wist ik: als ik deze rekening nu niet betaal, komt er weer een deurwaarder langs.

‘Waar rook is, is vuur’, denken veel mensen. ‘Ze zullen wel gefoefeld hebben met hun aangifte’

Ze hebben hier vaak gestaan, ja. Als er een BMW of Mercedes voor de deur stopte, wist ik: het is weer van dat. Dan moest ik bellen voor een zoveelste aflossingsplan. Mensen klagen nu over de lockdown, maar dat is waarin wij tien jaar geleefd hebben. Johan was dag en nacht bezig met ons dossier. Geld om op restaurant te gaan of iets te gaan drinken, hadden we niet. Wij waren tevreden als we konden gaan wandelen en nadien een barbecue konden doen met ons drietjes, met wat worstjes en een goedkope fles wijn.

Maar nog moeilijker dan zonder geld te zitten, vond ik het onrecht dat ons was aangedaan. De muren waar we overal op botsten… Johan is vaak brieven in bussen gaan steken bij politici en ministers, maar niemand kon ons helpen. Bert Anciaux is in al die jaren de enige geweest die zich ons verhaal heeft aangetrokken. Maar verder… ‘Waar rook is, is vuur’, denken veel mensen. ‘Ze zullen wel gefoefeld hebben met hun belastingaangifte.’ Zelfs familieleden geloofden ons amper, ik denk dat ze ons liever zagen gaan dan komen.

Ik begrijp dat: wij waren geen aangenaam gezelschap, we konden niet meer lachen. Want we wisten: onze problemen van vandaag zijn er morgen ook nog. Daar word je moedeloos van. Er waren dagen dat Johan depressief op de zetel lag. Ik ben blijven doorgaan, en als koppel zijn wij ook altijd een team gebleven dat naar oplossingen zocht. Maar het was op automatische piloot. Alsof je op een sneltrein zit en weet: ik kan niet anders dan erop blijven.

Op 5 augustus 2019, bijna tien jaar na die eerste brief, kregen we het bericht dat de fiscus het geld dan toch zou terugstorten omwille van een procedurefout. Dat klinkt misschien vreemd, maar euforie hebben wij op geen enkel moment gevoeld. Ik wist dat ze nog zes maanden hadden om hun beslissing te herroepen, en dat hebben ze ook gedaan.

Zes dagen voor de vervaldatum kregen we een brief: het geld werd opnieuw opgeëist. We hebben Michel Maus onder de arm genomen, de beste fiscale advocaat die er is. We zijn onze vechtlust nog niet kwijt, ik heb vertrouwen in hem.

Intussen heeft de fiscus de belasting ongegrond verklaard, we mogen dus die 230.000 euro alsnog houden. Maar we gaan wel een schadevergoeding eisen van de overheid, want dit is geen ‘eind goed al goed’-verhaal. We waren net vijftig en hadden zoveel plannen, die ons allemaal zijn afgepakt. Je kunt geen tien jaar van je leven verliezen en dan fluitend de draad weer oppikken.”

Het verhaal van Mona en Johan is opgetekend in ‘De BelastingAANSLAG’ van Johan Daelemans en Erik Raeven (uitgeverij Kritak).

Uit: Libelle 16/2021

Meer openhartige verhalen:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."