Anne Davis
Getty Images

Anne Davis schrijft een brief aan de ex van haar man

4 weken lang schrijft Anne Davis een brief naar een belangrijke persoon. Deze keer: Rosie, de ex van haar man, waar ze niet tegenop kon.

Lieve Rosie, een paar maanden geleden kwam ik je tegen, onverwacht, in het stadje waar we vroeger woonden. Je deed of je me niet herkende, maar ik zei ‘hallo’ en liep verder. En ik voelde heel sterk, diep vanbinnen: je kunt mij niet meer raken.

Toen ik naar Engeland kwam, woonde je al een tijdje in dat stadje. Volgens de verhalen was je er ooit binnen komen rijden in een sportwagen met een open dak, met blonde haren die wapperden in de wind en twee engelachtige blonde dochtertjes. Je had een dubbele naam, wat duur klonk, maar later bleek dat je de naam van je ex-man gewoon aan de jouwe geplakt had. Je was een opwindende nieuwkomer, die gemoederen in beroering bracht.

Het probleem was dat je niet alleen mooi was, maar ook intelligent. Dat is een gevaarlijke combinatie, weet ik nu. Je had een scherp verstand, en je wist haarfijn hoe je mensen in hun zwakke plekken kon raken. Nu je een huis en alimentatie van je ex-man had, ging je aan de Open Universiteit studeren. Engels. Je schreef je eindwerk over de verborgen seksuele symbolen in de werken van de grote Britse schrijvers. Heel voorspelbaar: al snel was de helft van de mannelijke bevolking verliefd op je. Jij liet je graag door hen veroveren, en liet hen even graag en gemakkelijk weer los, maar dan waren de brokken al gemaakt. Een vaste relatie wilde je nooit meer, beweerde je, je was een zelfstandige, vrijgevochten vrouw.

Dat zei je tegen me, toen ik je voor het eerst zag. Ik was net zwanger, en tussen blij en onzeker, en zodra je binnenkwam, wist ik dat ook mijn man een van je vroegere veroveringen was. Je liet merken dat je het zielig vond dat hij weer vader zou worden, terwijl hij al twee kinderen had. En je maakte duidelijk dat je mij maar tweede keus vond, of misschien wel derde, omdat jij nu eenmaal te vrijgevochten was om je te binden. En net als de helft van de mannelijke bevolking in het stadje, kon ook de mijne niet tegen je op, zoals je daar binnenstormde met je blonde haren en je wilde verhalen en je vrijgevochtenheid.

“Je zat daar samen met mijn echtgenoot, en ik moest even naar de keuken om mijn tranen weg te slikken”

Je ging aan tafel zitten en bestelde koffie alsof ik een serveerster was, en je vond dat de echtgenoot er niet goed uitzag. Dat zou erger worden als de baby kwam, verzekerde je hem. Ik bracht koffie en zweeg, en voelde me heel klein. Je zag een puzzelboekje liggen, dat we speciaal bewaard hadden voor een weekendje weg. We waren dol op dat soort puzzels, en ik keek uit naar een rustige kinderloze avond, waarop we ongestoord zouden kunnen puzzelen. Jij nam het boekje en begon meteen. Je betrok de echtgenoot erbij, en samen zaten jullie daar, twee blonde hoofden over dat boekje gebogen, en ik moest even naar de keuken om mijn tranen weg te slikken. Belachelijk, maar als je zwanger bent, ben je een beetje extra gevoelig.

De volgende dag kwam een andere vriendin van mijn man me halen, voor een wandeling. Een echte vriendin ditmaal, geen vroegere verovering. Ze had gehoord dat je op bezoek was geweest, en wist zonder woorden hoe het gegaan was. “Och, het is Rosie maar”, zei ze. “Je mag het niet persoonlijk nemen. Rosie houdt van mannen, en vrouwen zitten haar alleen maar in de weg.” Dat hielp, een beetje, maar telkens als ik je zag, thuis of bij anderen, kromp ik een stukje.

Je hebt nooit verschrikkelijke dingen gedaan, echt niet. Wat jij deed, was subtiel en daardoor kwetste het me meer. Op subtiele pesterijen kun je moeilijk de vinger leggen, maar ze doen evenveel pijn. Er was die keer dat mijn man weg was, en jij ineens voor de deur stond. Je zei dat ik maar rustig moest doorgaan met mijn bezigheidjes, want je kwam alleen maar appels plukken voor de taart die je die avond ging maken. Je liep langs me heen de keuken door, de tuin in, plukte je appels en vertrok weer. Geen twee woorden sprak je tegen me, en toen je de deur uitging met je mand vol appels van onze boom, kon ik het niet helpen: ik sloeg de deur met een knal achter je dicht. Door het raam kon ik zien dat je even glimlachte.

“Jij hoefde mijn man niet, maar je gunde hem mij ook niet”

Je jongste dochter was bevriend met mijn stiefdochter, en dat maakte het nog moeilijker. Soms voerden ze samen toneelstukjes op, met limonade in de pauze, en dan moesten wij publiek zijn. Altijd maakte je dat je naast mijn man zat, een beetje te dicht, zodat je in zijn oor kon fluisteren. Als ik er thuis iets van zei, antwoordde hij dat ik niet zo gevoelig moest doen, dat er echt niets achter zat. Rosie was nu eenmaal Rosie. En zo was het ook: jij hoefde hem niet, maar je gunde hem mij ook niet.

Later verhuisde je. Er gingen geruchten dat je naar Amerika was, waar je een baan had aan een universiteit. Je ene dochter kreeg een tweeling, en later een man. De jongste had een moeilijk leven, en verloor contact met mijn stiefdochter. En toen, op die dag, kwam ik je dus weer tegen in ons oude stadje. Ik moest twee keer kijken voor ik je herkende. Je blonde haar was gelig geworden, en dor. Je was mollig, op het randje van dik, niet langer de vamp, maar een doodgewone, wat uitgebluste vrouw.

Voor je de andere kant op keek, knepen je ogen even samen. Ik weet zeker dat je me herkende.

Volgende week zet Anne zich aan haar schrijftafel en richt ze zich tot de de hippiekleindochter.

Uit: Libelle 50/2021

MEER VAN ANNE DAVIS:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."