Uit het hart van Hannelore: “Polly zegt vrolijk: “Als papa in de hemel is, wil ik daar eens op bezoek'”

Begin vorig jaar verloor Hannelore (36) plots haar grote liefde Stijn aan hartfalen. In haar columns vertelt ze elke week over haar leven als jonge weduwe met twee kinderen.

Een trap naar de hemel

Afzondering. Horen en lezen dat de wereld nog steeds draait, maar dat we met z’n allen kopje onder zijn gegaan. Het leven dat al een jaar lang voortdenderde terwijl ik erop stond te kijken, is ineens volledig tot stilstand gekomen.

“Het gemis om Stijn is groter dan ooit. Wat wil ik nu graag zijn heldere mening horen”

Ik lees artikels over het virus dat onze wereld lam heeft gelegd, volg het nieuws op de voet en probeer mijn ongerustheid niet al te veel aan de kinderen te laten zien. Veel vrienden werken in de zorgsector en de dagelijkse verhalen geven geregeld een knauw aan mijn optimisme. Het gemis om Stijn is dan ook groter dan ooit. Wat wil ik nu graag zijn heldere mening horen, maar vooral: ik heb nog nooit in een situatie als deze gestaan zonder het klankbord waaraan ik zo gewend was geraakt.

En toch: het lijkt alsof de kinderen en ik al wat voorsprong hadden op andere gezinnen, net omdat we het al een jaar gewoon zijn op deze manier. Wij met drie. Alles samen doen, dicht bij elkaar blijven. We zijn al zoveel dagen enkel met z’n drietjes geweest, we vinden dit niet raar.

Aangezien we een tuin hebben, komen we amper de straat op. Het enige uitje dat we ons nog permitteren, is een wandeling naar het kerkhof. Stijn ligt begraven wat verderop in de straat, dus we blijven dicht bij huis. Slechts enkele wandelaars passeren ons, maar op het kerkhof zelf is niemand aanwezig. (‘Social distancing’ is daar doorgaans sowieso al niet zo moeilijk.)

Bij het graf legt Polly haar bundeltje onderweg geplukte bloemen neer, Hoppe vervalt – zoals vaak aan het graf – in stilte. “Mama, waar is de hemel?” vraagt Polly ineens, terwijl ze met haar vingertjes in de palm van mijn hand kriebelt.

Ik schrik van de onverwachte vraag, we praten doorgaans niet over doodgaan in termen als ‘de hemel’ of ‘papa is nu een sterretje’. Het voelde vanaf het eerste moment beter aan om hen mijn eigen gevoel mee te geven: na de dood is er niks en dat is oké.

Omdat mijn antwoord duidelijk te lang op zich laat wachten en Polly bitter weinig geduld heeft, gaat ze ongegeneerd verder en zegt: “In de hemel is er geen ‘kronavirus’… Dus papa hoeft zijn handen niet zo vaak te wassen.”

Ik glimlach. “Is papa in de hemel, volgens jou?” vraag ik. Enthousiast begint Polly te knikken. Terwijl ik me omdraai en me bedenk dat het niet is omdat ik niet in de hemel geloof, dat de kinderen er hun eigen idee niet over mogen hebben, zegt ze vrolijk: “Als papa in de hemel zit, dan wil ik eens op bezoek. Gaan we dat doen, mama?” Kon dat maar, denk ik. Kon dat maar.

’s Avonds liggen Polly en ik naast elkaar op bed, met een nieuw boek in onze handen. Op de kaft kijken twee dieren ons aan: Mier en Pier. Als ik de namen hardop zeg, nog voor ik het boekje opengeslagen heb, zit Polly al te giechelen. Tegenwoordig is alles wat rijmt per definitie grappig.

Om zelf niet ook mee te gaan giechelen, begin ik meteen aan het verhaal. “Pier is een dichter, zegt mier.”
Eén zin ver zijn we en Polly onderbreekt me al: “Mama, wat is een dichter?”
“Een dichter is iemand die gedichtjes schrijft. En versjes en…”
“Ook trappen?” vraagt Polly met grote ogen.
Ik glimlach. “Trappen?”
“Ja,” knikt Polly, “Mooie trappen?”

Verbaasd over het gemak waarmee ze me soms de meest bizarre vragen stelt, zoek ik naar een antwoord, wetende dat een simpele ‘nee’ nooit voldoet. “Euhm, nee, een dichter maakt geen trappen, denk ik. Misschien als het een heel handige dichter is, dan maakt die misschien wél trappen.”

Het blijft stil, Polly is in diep peinzen verzonken.

Als ik vraag of ik mag verder lezen in het boek, knikt ze, maar ik zie dat haar hoofdje nog steeds op volle toeren draait. Ze is opmerkelijk stil tijdens het lezen, terwijl ze meestal na elke zin wel iets te melden heeft.

“‘Maakt een dichter trappen?’, vraagt Polly. ‘Misschien maakt een handige dichter wel hele mooie trappen naar de hemel.'”

En dan, wanneer het boekje uit is en ik rechtsta en haar nog een knuffel wil geven voor het slapengaan, slaat ze me met verstomming en zegt met een diepe frons op haar gezichtje: “Mama, misschien maakt een handige dichter wel hele mooie trappen naar de hemel.”

LEES MEER VAN HANNELORE BEDERT:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."