mijn verhaal
Getty Images

Mijn verhaal: Jasmine zat enkele dagen vast in een Egyptische cel

Door De Redactie

Een verkeersongeluk in Egypte betekende voor Jasmine de start van een helse tijd. Ze belandde er in de cel en hield er een stevig trauma aan over. Dit is haar verhaal.

Jasmine (25): “Mijn vader zei vroeger weleens: ‘Je zou ervan schrikken hoeveel mensen er ooit onschuldig in de gevangenis belanden.’ Aan die woorden heb ik wel duizend keer gedacht toen ik een paar jaar geleden zélf in de cel zat, duizenden kilometers van huis.”

Ik werkte in die tijd in Egypte, als begeleidster bij een Belgische reismaatschappij. Ik klopte lange werkdagen, maar genoot met volle teugen van het uitgaansleven, samen met mijn fijne collega’s. Tot die ene fatale ochtend… Ik bracht wat papierwerk rond met de auto en was een beetje gehaast. Ik herinner me nog dat ik achteruit reed aan mijn hotel, toen ik plots een harde bons hoorde. Enkele tellen later stond er een vrouw te roepen en te huilen aan mijn raam. Blijkbaar had ik een jongetje aangereden, haar zoon.

“Voor ik kon protesteren, moest ik mijn gsm al afgeven, mijn oorbellen, riem en beha uitdoen en werd ik naar een cel geleid”

Meteen schoot het door mijn hoofd: ‘Help, ik heb een kind vermoord!’ In paniek stapte ik uit, maar gelukkig had het jongetje alleen een gebroken arm. Voor ik het wist kwam er een ambulance aanrijden en werd ik zelf meegevoerd door twee bewakers van het hotel. Ze zeiden dat ik mee moest naar het politiekantoor, om een verklaring af te leggen.

Op het politiekantoor probeerde ik uit te leggen wat er precies gebeurd was. Ik dacht dat ze me daarna wel zouden vrijlaten, maar niets bleek minder waar: ‘Je zult een nacht hier moeten blijven, in de cel.’ Ik was in shock, wist niet wat ik hoorde. Maar voor ik kon protesteren, moest ik mijn gsm al afgeven, mijn oorbellen, riem en beha uitdoen en werd ik naar een cel geleid.

Daar trof ik nog vier andere meisjes aan, allemaal jong en buitenlands. Geen van hen had echt zware feiten gepleegd, maar toch zaten ze daar alle vier al maanden vast. Pas toen daagde het me dat ook ik weleens veel langer zou kunnen vastzitten… Ik begon onbedaarlijk te huilen, maar probeerde mezelf moed in te spreken: ‘Mijn collega’s krijgen me hier uit, dat móét gewoon.’ Een meisje in mijn cel bood me aan om mee op haar sjaaltje te slapen. Dat kleine gebaar en de warme blik in haar ogen stelden me gerust. Zo ben ik die nacht uiteindelijk toch in slaap gesukkeld.

De volgende dag werd ik in een zwaar bepantserde wagen naar de rechtbank geleid, alsof ik een zware crimineel was. Onderweg kreeg ik het weer moeilijk, maar de bewaker die meereed waarschuwde me: ‘Als je nu niet stopt met huilen, brengen we je terug naar je cel. Zonder proces.’ Vanaf dan heb ik geen traan meer gelaten.

Voor ik de rechtszaal binnenging, stuurde ik nog snel een berichtje naar mijn mama met de gsm van een collega: ‘Ik hoop dat ik ooit nog thuis geraak’. Daarop stuurde ze terug dat ik maar niet te veel moest huilen, ‘anders zou ik nog uitdrogen’. Dankzij haar kwinkslag kon ik even lachen met de absurde situatie waarin ik verzeild was geraakt, ook al was ik doodsbang voor het vonnis van de rechter.

“Ik voelde de kakkerlakken ’s nachts over mijn lijf kruipen”

Tot mijn grote opluchting begreep die dat het om een ongeval ging en sprak hij me vrij. Ik kon wel een gat in de lucht springen. Tot ik van mijn bewakers te horen kreeg dat ik met hen mee moest, terug naar de cel. ‘Standaardprocedure’, zeiden ze. De moed zakte me in de schoenen. Kon niemand me vertellen wanneer ik dan wél naar huis zou mogen? Toen ik opnieuw die kleine kamer binnenstapte en het slot achter me hoorde dichtvallen, brak ik volledig. Daar zat ik weer…

Van privacy of hygiëne was er nauwelijks sprake. Het toilet was niet meer dan een gat in de grond, het was er bloedheet en het zat er vol ongedierte. ’s Nachts voelde ik de kakkerlakken over mijn lijf kruipen. Een bed was er niet, alleen een harde vloer om op te slapen. Ik deed sowieso geen oog dicht, omdat ik voortdurend geschreeuw op de gang hoorde, en het lawaai van celdeuren die open en dicht werden gegooid. Maar het ergst van al waren de momenten waarop de bewakers ons kwamen fouilleren. Ze gingen heel bruut te werk en als ik vroeg hoe lang ik nog in de cel moest blijven, zeiden ze elke keer iets anders. Alsof ze me nog banger wilden maken dan ik al was.

Toen ik de volgende ochtend wakker werd, kwam een van de bewakers me alsnog uit mijn cel halen: ‘Je mag gaan.’ Blijkbaar hadden mijn collega’s ermee gedreigd om mijn opsluiting in België aan de kaak te stellen en was de politie daarvoor gezwicht. Eenmaal buiten wist ik me met mijn vreugde geen blijf en huilde ik tranen van geluk.

Pas maanden later sloeg die euforie om in angst en verdriet. Alsof de ernst van de feiten pas toen echt tot me doordrong. Een deur die plots dichtklapte, een warme ruimte… Het minste was genoeg om me terug te katapulteren naar die broeierige nachten in de cel. Het gevolg: vreselijke paniekaanvallen. Op dat moment ben ik hulp gaan zoeken bij een psycholoog.

Ik besloot mijn Egyptische trauma ook in een boek te gieten: ‘Bloedheet koud’, waarvan ik hoop dat het op een dag in de winkels ligt. Toen ik het laatste woord had geschreven, heb ik nog één keer gehuild en sindsdien voel ik me echt bevrijd. Het enige wat me niet loslaat, is de vraag hoe het de andere meisjes in mijn cel is vergaan. Zouden ze ondertussen weer vrij zijn? Ik hoop het.”

Uit: Libelle 34/2021 – Tekst: Margot Kennis

Meer openhartige verhalen:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."