jehova's getuigen

Mijn verhaal: Lia stapte op bij de Getuigen van Jehova

Door Diny Thomas

Lia (74): “Ik was vroeger zelf iemand die de getuigen van Jehovah vriendelijk de deur wees als ze kwamen prediken. En toch liet ik ze op een dag binnen. Als jonge mama zat ik met vragen: of er leven na de dood was, en hoe ik mijn zoontje Maarten kon voorbereiden op een toekomst die zo onzeker was. Vragen waar ik eerst geen antwoord op vond, maar de getuigen van Jehovah gaven me het gevoel het antwoord wél te kennen. Mijn familie was sceptisch, en daarom hield ik de boot in het begin af. Pas jaren later sloot ik me aan, en liet ik me samen met mijn man dopen tot echte getuigen.

Jarenlang stond alles in teken van Jehovah, en deed ik mijn uiterste best om een goede volgeling te zijn. Elke dag las ik urenlang in de bijbel, op zondagen ging ik van deur tot deur om te prediken en ’s avonds en in het weekend ging ik naar vergaderingen of congressen. Ik dronk zelden alcohol en rookte niet, en zelfs mijn ‘wereldse’ familie en vrienden keerde ik de rug toe, want dat was ‘slechte omgang’.

Zes jaar geleden leek ook Maarten stilaan zijn weg te vinden naar de getuigen. Hij was intussen veertig en we hadden hem bewust niet laten dopen, omdat we die keuze aan hem wilden laten. Maar toen mijn man, zijn vader, onverwachts overleed, leek hij hoop te putten uit het geloof. De ouderlingen drukten hem op het hart dat als hij de bijbel las, en ernaar leefde, hij zijn papa opnieuw zou zien. En dat deed hij ook. Dagen aan een stuk zat hij met zijn neus in de boeken. Soms leek het wel of hij zichzelf helemaal verloor in het geloof. Het nam zijn hele leven in beslag. Maar als moeder kon ik natuurlijk alleen maar trots zijn.

Terwijl ik al die tijd dacht dat Maarten studeerde, bleek hij zich te verdiepen in de werking van de gemeenschap, want wat ik niet wist, was dat de instelling ook haar donkere kanten kende. Via via kwam hij erachter dat kindermisbruik en familiaal geweld schering en inslag waren binnen de gemeenschap. Achter mijn rug confronteerde Maarten de ouderlingen en de kringopziener met de harde feiten. Die ontkenden natuurlijk alles, en schilderden hem af als een leugenaar, een slechte getuige. Ikzelf wist nog niets van heel Maartens onderzoek en was er het hart van in dat hij van de ene op de andere dag zo hard werd aangepakt. Hoe was het mogelijk dat mijn zoon plots een verrader was? Verscheurd van verdriet vertelde ik mijn vriendinnen binnen de gemeenschap dat ik maar niet kon begrijpen hoe harteloos de gemeenschap kon zijn. En toen werd ook ik bij de ouderlingen op het matje werd geroepen. Ze dreigden met uitsluiting als ik Jehovah nog eens harteloos durfde te noemen. Respectloos, vonden ze het. Het was sterker dan mezelf, maar voor ik naar buiten ging, antwoordde ik: ‘Respect moet je verdienen.’ Dat ene moment van ongehoorzaamheid is me duur komen te staat, want het zorgde ervoor dat ik voor de gemeenschapsrechtbank werd gedaagd voor verraad. Twee aanklagers, twee rechters en twee ouderlingen slingerden het ene verwijt na het andere naar mijn hoofd. Dat mijn zoon een leugenaar was, dat ik Jehovah verraadde door hem te verdedigen. Zonder dat ik ook maar de kans kreeg om mezelf te verdedigen. Vanaf dat moment werd ik uit de gemeenschap gezet.

Maarten vertelde me kort nadien álles. Over het kindermisbruik, het familiaal geweld dat blijkbaar in de gemeenschap woekerde. Gedegouteerd was ik, beschaamd omdat ik al die jaren niets had gemerkt. Voor mij was het duidelijk: ik wilde niets meer met hen te maken hebben. Maar hoe groot mijn afkeer ook was, toch viel ik in een diep, zwart gat. De Jehovah’s getuigen mochten géén contact meer met me hebben, of ze zouden zelf gestraft worden. Geen enkele vriendin kwam me opzoeken, niemand die vroeg hoe het met me ging. Zagen ze me wandelen op straat, dan keken ze gewoon weg. Of erger: ze staken de baan over zonder om te kijken. Alsof ik plots niet meer bestond. Het leven dat ik al die jaren had opgebouwd, viel in één ruk weg.

“Als mijn vrienden me over straat zagen wandelen, keken ze gewoon de andere kant op. Alsof ik niet meer bestond”

Intussen is het bijna twee jaar geleden dat ik werd uitgesloten, maar ik draag er nog altijd de gevolgen van. Het sociaal isolement – want de getuigen zijn je enige vrienden, je enige familie – is bijzonder moeilijk. Onlangs ging ik koffie drinken met een ‘wereldse’ vrouw. Nog steeds voelde ik me schuldig dat ik met een niet-getuige had gepraat, zo diep zit die loyauteit ingebakken. Bovendien moet ik leven met het idee dat ook ik ex-getuigen in datzelfde zwarte gat heb geduwd waar ik nu in zit. Want ja, ook ik heb mensen genegeerd als de ouderlingen me dat vroegen. Daarom neem ik ook niemand iets kwalijk, of laat ik me niet leiden door haat. Ik hou me vast aan de mooie dingen. Dat mijn broer en mijn zus, die ik meer dan dertig jaar niet gezien of gesproken had, me met open armen ontvangen hebben en me helpen terug recht te krabbelen. Samen met mijn zoon. Wat ben ik Maarten dankbaar dat hij me opnieuw een leven heeft gegeven. Door mijn geloof was ik jarenlang blind voor alles wat misliep binnen de gemeenschap. Zonder Maarten was ik waarschijnlijk nog altijd een trouwe getuige geweest.”

Uit: Libelle 35/19 – Coverbeeld: Getty Images

Meer openhartige verhalen:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."