vleesetende bacterie
© Getty Images

Leen lag meer dan een jaar in het ziekenhuis met een vleesetende bacterie

Door Evy Kempenaers

Wat een banale keelontsteking leek, bleek een vleesetende bacterie die zich in het lichaam van Leen had genesteld. Na dertien operaties en meer dan een jaar ziekenhuis probeert ze de draad van haar leven weer op te pikken.

Leen (35): “Toen ik, nu bijna twee jaar geleden, naar de huisarts ging met keelpijn, gaf zij me het advies om te rusten. Net als ik had zij geen idee dat er meer aan de hand was dan een banale amandelontsteking. Maar rusten bracht geen beterschap. De dag nadien voelde ik me nog slechter, tegen de avond was ik zo slap dat ik nog nauwelijks voor mijn zoontje Floris kon zorgen. Hij was nog maar anderhalf jaar oud en als bewust alleenstaande mama liep er thuis niemand rond om het even over te nemen. Ik herinner mij nog hoe stresserend ik dat vond…

Gelukkig wilde Thomas, de peter van Floris, komen logeren om me te helpen. De dag erna kon ik Floris nog nauwelijks dragen en werd ik toch lichtjes ongerust. Intussen begon mijn knie ook erg pijn te doen, maar ik legde de link met mijn keelpijn niet. Ik dacht dat ik gewoon ergens tegenaan gebotst was. Ik wilde niet panikeren, maar toen ik ’s nachts ook nog hoge koorts kreeg, bracht een vriendin me naar het ziekenhuis.

Door het oog van de naald

“Zodra ik in het ziekenhuis was, ging het snel. Het bleek om streptokokken te gaan, ook wel ‘de vleesetende bacterie’ genoemd. Soms komt die bacterie via een wondje in je lichaam terecht, maar bij mij was ze via mijn amandelen in mijn bloedbaan beland en had de infectie zich in het weefsel rond mijn knie genesteld. Er was dus wel degelijk een verband tussen die keelpijn en mijn pijnlijke been, en die link was veel schadelijker dan ik ooit had kunnen vermoeden. De bacterie tastte in een razendsnel tempo mijn huid, vet- en spierweefsel aan. Het was letterlijk levensgevaarlijk.

Amper één dag na de eerste operatie volgde er al een andere. Ik werd vervolgens naar het UZ Gent overgebracht, waar ik ’s avonds een derde keer werd geopereerd

Zo’n ‘necrotiserende fasciitis’ kan een toxische shock veroorzaken, je organen aantasten en uiteindelijk dodelijk zijn. Mijn vriendin hoorde in de gang dat de chirurg aanvankelijk niet wilde opereren, maar de antibiotica die ik kreeg, sloeg niet meteen aan. Terwijl gezocht werd naar een ander type antibiotica dat wel zou aanslaan, werd een scan van mijn knie genomen.

Aan de buitenkant leek alles normaal, maar aan de binnenkant waren er al zwarte vlekken op mijn been te zien en de arts was zo verontrust dat hij wel móést opereren: mijn been werd opengesneden zodat het beestje geen zuurstof meer zou krijgen en de weefselschade afgeremd zou worden.

Maar daarmee was het gevaar nog niet geweken. Amper één dag na die eerste operatie volgde er al een andere. Er werd opnieuw weefsel uit mijn been gesneden en daarna werd ik naar het UZ Gent overgebracht, waar ik tegen de avond een derde keer werd geopereerd. Ik heb pas achteraf gehoord hoe zwaar die operatie was geweest. De dokters hebben toen mijn leven gered.

Erg bewust heb ik dat alles niet meegemaakt, ik was erg zwak en had geen tijd om stil te staan bij wat er allemaal gebeurde. Bovendien was er meer overleg met mijn moeder dan met mij. Als verpleegkundige kon zij veel beter inschatten dan ik wat er aan de hand was. Ik herinner me nog wel dat ik na die derde operatie wakker werd en opgelucht was dat ik mijn been nog had, maar schrok omdat het er zo verschrikkelijk uitzag. Van mijn been bleef enkel nog een dun, lelijk stokje over, zoveel huid en weefsel was er weggesneden. Het heeft nog weken geduurd voor een arts hardop durfde te zeggen dat ik mijn been zou kunnen houden, ze durfden me geen valse hoop te geven.

Die eerste dagen en weken in het ziekenhuis wisselden angst en opluchting elkaar af, maar het ging allemaal zo snel dat ik nauwelijks besefte wat mij overkwam. Het is pas achteraf doorgedrongen dat ik door het oog van de naald ben gekropen. Het had echt niet veel gescheeld of ik was er niet meer geweest.

Mijn moeder kwam twee keer per week met Floris langs, maar veel tijd met je kind heb je dan niet…

Ik had wel één lichtpunt: Floris werd vanaf het allereerste moment goed opgevangen. In de week kon hij bij mijn mama terecht, in het weekend organiseerden mijn vrienden en zus een beurtrol om hem op te vangen, zodat mijn moeder wat kon bekomen. Maar hoewel ik wist dat hij in goede handen was, miste ik hem ontzettend. De allereerste weken mocht ik hem zelfs niet zien, omdat het gevaar op infectie te groot was. En daarna kwam mijn moeder twee keer per week met hem langs. Dat gaf veel steun en moed, maar twee keer per week, veel tijd met je kind heb je dan niet…

Mijn familie en vrienden hebben er wel altijd alles aan gedaan om mij te ondersteunen. Er waren twee bezoekmomenten per dag en elke keer was er iemand voor mij, zonder uitzondering. Zelfs op kerstavond kwamen de peter en meter van Floris langs, Thomas en Celine. Zij lieten hun familie even wachten om mij een hart onder de riem te komen steken. Dat vond ik heel bijzonder.”

De geur van die eetkar…

“Na die eerste drie operaties dacht ik dat het ergste achter mij lag, maar dat was nog maar het begin van alle ellende. Omdat er zo veel huid en weefsel weggesneden was, moest ik een reeks huidtransplantaties ondergaan. Soms gebeurden die met donorhuid, soms met eigen huid, maar geen enkele ingreep verliep helemaal zoals verwacht. Mijn lichaam stootte de huid of het weefsel vaak af en ik verbleef maandenlang in een brandwondencentrum, voor ik naar een gewone afdeling plastische chirurgie kon.

De verpleging trok bij wijze van spreken een lotje om wéér een operatie aan te kondigen, want ik was telkens volledig van de kaart

Aan die operaties kwam maar geen einde. Het werden er uiteindelijk dertien in totaal, in iets meer dan een jaar tijd. Na elke operatie kreeg ik te horen dat er nóg een operatie zou moeten volgen. En elke keer hoopte ik dat dát dan de laatste zou zijn. Ik geloof dat de verpleging op den duur bij wijze van spreken een lotje trok om het nieuws aan mij te komen vertellen, want ik was telkens volledig van de kaart.

Zo lang in het ziekenhuis, dat vraagt veel van een mens. Ik heb serieus aan het leven daar moeten wennen: de geuren, de geluiden, het ritme… Het eten werd ik zo beu, zodra ze met mijn plateau op de kamer kwamen, was mijn honger over. Op den duur werd ik zelfs al misselijk als ik geur van de eetkar op de gang rook. Gelukkig heb ik me nooit echt verveeld. Tussen de verzorging, het bezoek en de therapieën door, hield ik een dagboek bij, maakte ik fotoboeken en herbekeek ik Netflix-series zoals ‘Gossip Girl’ en ‘Code 37’.

Ik bleef maar tegen mezelf herhalen: je móét beter worden, Floris heeft zijn mama nodig

En ik heb ook veel geluk gehad met mijn kamergenoten, ik was liever onder de mensen dan alleen. Soms huilde ik, soms de ander, maar dat was oké. We begrepen elkaar. Hoe moeilijk ik het vaak ook heb gehad, opgegeven heb ik nooit. Keer op keer kon ik de knop weer omdraaien. Als alleenstaande mama was mijn zoontje mijn allergrootste motivatie. Ik bleef maar tegen mezelf herhalen: je móét beter worden, Floris heeft zijn mama nodig. Ik durfde weleens te twijfelen of ik nog wel de mama zou kunnen zijn die Floris verdiende, maar toch hielp het echt: als ik hem in gedachten had, werd mijn doorzettingsvermogen groter.”

Zwaaien op de stoep

“De maanden gingen voorbij, de ene operatie volgde na de andere en vanaf maart 2020 begon de corona-epidemie. Plots mochten vijfenzestigplussers hun kleinkinderen niet meer opvangen. Ik was in paniek, want hoe moest het dan met Floris? Gelukkig wilde Thomas, de peter van Floris, de zorg van mijn moeder overnemen.

Maar toen moest het ergste nog komen… het bezoek dat door corona wegviel. De dagen in het ziekenhuis, alle fysieke pijn, dat was niks vergeleken met de zeven weken dat ik Floris niet mocht zien, of alleen achter glas. Ik probeerde weleens te facetimen, maar Floris was amper twee, dus dat liep heel moeilijk. Tijdens het bellen hield ik me sterk, maar zodra de verbinding stopte, stortte ik in. Mijn moederhart is toen gebroken. Tranen met tuiten heb ik gehuild, ik wilde gewoon naar huis en verdergaan met mijn leven. Ik werd goed omringd door de verpleging, maar het gebrek aan andere vertrouwde contacten was hard. Ik ben toen zo eenzaam geweest.

En toen kwam de ergste klap: het bezoek dat door corona wegviel. Ik werd goed omringd, maar ik heb me zo eenzaam gevoeld

Gelukkig kent men in nood zijn vrienden, ik ben echt ongelooflijk goed ondersteund geweest. Er werd eten gebracht en soms zag ik vanuit mijn raam op de vijfde verdieping hoe vrienden en familie stonden te zwaaien op de stoep, terwijl ze volop aan krijttekeningen werkten of een spandoek toonden met ‘veel beterschap’ erop.

Gelukkig mocht ik na een halfjaar al eens een namiddag naar huis, en een tijd later ook soms eens een weekend. Dan ging ik op bezoek bij Floris, en keek ik naar hem terwijl hij speelde. Maar dat ik niet zelf voor hem kon zorgen, vond ik heel moeilijk. Weet je wat wel pijn deed? Floris huilde niet als ik terug naar het ziekenhuis moest vertrekken. Geweldig natuurlijk dat hij me niet ontzettend hard heeft gemist, maar wel confronterend.

Gelukkig zijn er voor hem ook positieve kanten aan dit verhaal. Hij heeft een heel sterke band met Thomas, die hem vier maanden opving, en met Els en Tom, andere vrienden die in het weekend voor hem zorgden. En omdat hij in zijn jonge leventje al vaak is moeten verhuizen, is hij erg sociaal, bijna nooit verlegen en voelt hij zich makkelijk thuis bij anderen.

Dat is mooi om te zien. Ik ben enorm dankbaar dat Floris zo liefdevol opgevangen is. Ik besef nu nog meer dan tevoren dat er geen bloedband nodig is om een hechte, intieme en liefdevolle band te hebben met iemand. Nu Floris weer thuis bij mij is, missen ze hem echt. En hij hen ook. Floris heeft zo lang deel uitgemaakt van hun gezinnen, ze zien elkaar graag.”

Niet alles is verloren

“Mijn laatste operatie dateert van maart 2021, en na een intensieve revalidatie ben ik sinds een paar maanden weer thuis bij Floris, een vrolijke, actieve kleuter van drie. Ik denk niet dat hij er iets aan heeft overgehouden, maar het heeft tussen ons wel even geduurd voor we elkaar konden terugvinden. Ik ben niet meer dezelfde mama als ervoor: ik ben emotioneler en kwetsbaarder geworden.

Ik heb zelfs een testament opgemaakt en in een brief aan Floris’ peter gevraagd of hij voogd zou willen worden als ik er niet meer zou zijn

Ik zou willen dat ik kon zeggen dat ik hier sterker ben uitgekomen, maar ik moet toegeven dat dat nog niet zo is. Ik heb lang gedacht dat ik geen goeie mama meer kon zijn voor Floris. Ik heb uit schrik dat er met mij iets zou gebeuren zelfs een testament opgemaakt en in een brief aan Thomas gevraagd of hij voogd zou willen worden van Floris als ik er niet meer zou zijn. Gelukkig is die angst ondertussen gaan liggen.

Ik doe echt mijn best om de draad weer op te pikken, maar dat lukt nog niet altijd. Mijn omgeving heeft het daar net zo moeilijk mee als ik, want zij dachten dat alles weer zoals vroeger zou zijn zodra ik thuis was. Ze herkennen de Leen van vroeger gelukkig nog wel, maar zien ook dat ik het nog moeilijk heb en soms angstig ben.

Behalve een emotioneel trauma, blijft er ook het fysieke letsel. Ik kan mijn knie niet plooien, dus als ik even bij Floris op de grond ga zitten om met zijn blokken te spelen, geraak ik nadien moeilijk recht. En ook alleen met hem op pad gaan, vind ik nog erg spannend. Ik kan niet achter hem aanlopen in de speeltuin en hoewel Floris wel weet dat er iets met mijn been scheelt, kijkt hij me toch verbaasd aan als ik zeg: ‘Wacht, Flo’tje, mama kan niet volgen!’

Vroeger was ik een sterke, zelfstandige vrouw, nu heb ik hulp nodig. Dat leren aanvaarden, vind ik ontzettend moeilijk

In het ziekenhuis zeiden ze me: ‘Je gaat je klop pas krijgen als je thuis bent.’ Ik dacht dat het wel zou meevallen, omdat het ergste dan achter de rug zou zijn, maar ik moet hen jammer genoeg gelijk geven. Die 400 dagen in het ziekenhuis hebben hun sporen nagelaten. Ik leefde meer dan een jaar in een veilige cocon, en weer thuis zijn, vond ik in het begin heel beangstigend. Vroeger was ik een sterke, zelfstandige vrouw die er bewust voor had gekozen om in haar eentje een kind op de wereld te zetten, maar nu heb ik hulp nodig. Dat leren aanvaarden, vind ik ontzettend moeilijk. Er is echt een leven vóór en een leven ná.

Er zouden nog operaties kunnen volgen om het uitzicht van mijn been te verbeteren, maar het is genoeg geweest. Mijn lichaam en geest hebben rust nodig en ik wil vooruit. Gelukkig heb ik mijn job in het onderwijs weer kunnen opnemen. Het deed veel deugd om te merken dat het nog lukte om enthousiast voor de klas te staan, ook al is het maar deeltijds. Het is de bevestiging dat niet alles verloren is. Vanaf september ga ik 75% werken, zodat ik nog tijd overhou om naar de kine te gaan en bij Floris te zijn. Ik heb hem al zo vaak moeten missen, nu wil ik kunnen genieten van onze tijd samen.

Binnenkort neem ik Thomas, Els en Tom mee uit eten. Ik ben hen zo dankbaar dat zij Floris al die maanden hebben opgevangen en ervoor gezorgd hebben dat hij de lieve, vrolijke kleuter is geworden die hij nu is. We zouden hen niet meer kunnen missen. Wat zij voor ons gedaan hebben, is zo bijzonder. Ze verdienen echt een standbeeld.

Uit: Libelle 35/2021

Verder lezen:

“De helse pijnen van fibromyalgie wens ik zelfs mijn vijand niet toe. Dat mijn zoon er zo van afziet, vind ik vreselijk”
“Als ik mijn vriend wil bezoeken, ben ik gemiddeld twintig uur onderweg”
“Opboksen tegen al dat vrouwelijk geweld, daar is soms geen beginnen aan”
Openhartig: Geert, Bart en Immanuel groeiden op tussen alleen maar zussen

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."