Wielrenster Yoica verloor haar been, maar zit terug in het zadel

Yoica is een beloftevol wielrenster, tot ze tijdens een training wordt aangereden door een vrachtwagen, en haar been verliest. De dokters zeggen dat ze nooit meer zal sporten. Maar ze is vastberaden: ze moet en zal terug die fiets op.

Yoica (31): “Je hoort mensen vaak zeggen dat ze zich niets van hun ongeval herinneren. Dat ze pas wakker werden in de ambulance, of in het ziekenhuis. Bij mij was dat niet het geval. Ik herinner me alles. De gierende banden, de klap. En de pijn. De allesoverheersende, verscheurende pijn. ‘Ik hoor je schreeuw nog elke avond in mijn hoofd’, zei iemand onlangs.

Het was die dag 16 april. Ik was vroeg opgestaan, ik had net een eigen huisje gekocht en mijn papa zou langskomen om een nieuwe deur te installeren. Terwijl hij aan het werken was, bakte ik twee taarten, daarna maakte ik me klaar voor mijn training.

‘Je leven valt mooi in de plooi’, had mijn mama een week eerder nog gezegd, en ze had gelijk, ik was gelukkig. Ik had een job die ik graag deed, ik had mijn huis en mijn hondje. En vooral: mijn droom om wielrenster te worden leek te gaan uitkomen. Ik was toegelaten tot het Dames Elite Team, veel sneller dan ik had durven te dromen.

‘Vertrek nu maar’, zei mijn vader die dag. ‘Anders kom je te laat.’ Ik sprong op mijn fiets en reed de straat uit

Ik trainde keihard, moest vaak vrienden teleurstellen omdat ik de dag nadien fris op de fiets wilde zitten, maar ik maakte iedere opoffering met plezier. Over minder dan twee weken zou ik mijn allereerste wedstrijd bij de elitevrouwen rijden. Mijn start in het peloton, ik keek er zo naar uit.

‘Vertrek nu maar’, zei mijn vader die dag, bezorgd als altijd. ‘Anders kom je te laat.’ Ik grinnikte nog dat ik nu veel te vroeg zou zijn, sprong op mijn fiets en reed de straat uit. Nog geen vijf minuten later smakte ik tegen de grond. Een vrachtwagen raakte me terwijl ik remde voor de haaientanden aan een rotonde. Ik belandde onder de wielen en net toen die enorme band op mijn voet stond, remde de chauffeur af. Om het cru te zeggen: het manoeuvre rukte mijn been eraf.

Misschien was het makkelijker geweest als wat volgde een zwarte vlek in mijn geheugen was, maar zoals ik zei: ik herinner me alles. Ik herinner me het bloed. Overal bloed. De mensen die naar me keken, die in shock hun hand voor de mond sloegen. Die me filmden.

Het plotse, heldere besef dat ik mijn been moest afbinden. Dat ik zou doodbloeden. De wanhoop in mijn stem: ‘Een riem! Iemand! Geef me een riem!’ Hoe ik die zelf zo strak als ik kon rond mijn been gespte. Het geluid van de ambulance, de lange rit naar het ziekenhuis. En al die tijd: de pijn. God, wat deed het pijn.”

Tweede keer onder het mes

“In het ziekenhuis onderging ik twee operaties. Een eerste om mijn leven te redden, een tweede om mijn been, of wat er nog van over was, te amputeren. Bij het ontwaken stonden de chirurgen aan mijn bed. Ze wilden me uitleggen wat ze precies hadden gedaan, maar ik hoefde het niet te horen. Wanneer kon ik weer fietsen, dát wilde ik weten. Ze keken me met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Fietsen? Laten we eerst maar afwachten of u weer zult stappen.’

De periode die volgde, was hels. Ik kan het niet anders uitdrukken. Medicatie hield de ergste pijn onder controle, maar maakte me suf en verward. Ik kon me amper ergens op concentreren. Godzijdank waren er mijn ouders, om de enorme papierberg van me over te nemen.

Intussen doken er voortdurend nieuwe complicaties op. Veertien keer moest ik geopereerd worden. En dan was het nog niet gedaan. Vijf maanden na het ongeval kwam er bot door mijn huid. Mijn been bleek verkeerd geamputeerd. Ik zou nooit een prothese kunnen dragen, en dus ook nooit meer stappen of fietsen.

Ik moest wéér onder het mes, voor een twééde amputatie. Door een fout wisten de artsen niet dat ik allergisch ben voor verteerbare hechtingen en kreeg ik ook nog te maken met zware ontstekingen. Het heeft zeer weinig gescheeld of de wonde moest nóg eens open om de draadjes te verwijderen. We waren een halfjaar na het ongeluk, en ik was terug bij af.

Ik bekijk het positief: ik weet nu wie mijn echte vrienden zijn. Voor die mensen ga ik door het vuur

Er zijn weinig mensen die dit weten, want naar de buitenwereld toe heb ik me altijd sterk gehouden. Maar ik heb me in die periode heel slecht gevoeld. Er waren zo weinig lichtpuntjes. Mijn ouders weken niet van mijn zijde, net als mijn trainer en zijn vrouw. Hen kan ik niet genoeg bedanken.

Maar verder? Een lief had ik niet. Achteraf gezien misschien maar goed, want stel dat die me óók had laten vallen. Dat heb ik vaak genoeg zien gebeuren bij andere patiënten in het revalidatiecentrum. Mijn vrienden vielen één na één weg. In het begin kwamen ze nog langs: mijn ongeluk had in de kranten gestaan, er werd over gepraat bij de bakker, en zij konden ermee uitpakken: ik kén haar! Maar dat bleef niet duren.

Mensen begonnen over andere dingen te praten. Op de vraag hoe het met me ging, kon ik maar zelden positief antwoorden. Dat horen mensen niet graag. Dan stoppen ze liever met de vraag te stellen. De vrienden die me zijn blijven steunen, kan ik op de vingers van één hand tellen.

Maar ik wil niet verbitterd klinken, want dat ben ik niet. Ik bekijk het positief: ik weet nu wie mijn echte vrienden zijn. Voor die mensen ga ik door het vuur. Aan de anderen hoef ik geen tijd meer te verspelen. Op dat vlak heeft het ongeluk me harder gemaakt. Ik investeer geen tijd meer in zaken die er niet toe doen, want ik heb gemerkt hoe kort het leven kan zijn.”

Enorme wilskracht

Het enige wat me al die tijd overeind heeft gehouden, is mijn sport. Mijn wil om opnieuw te fietsen. Die was er sinds het moment dat de chirurg me zei dat ik misschien nooit meer zou fietsen, en dat ik al blij zou mogen zijn met stappen. Ik dacht meteen: nee. Dat nooit. Dat gaat niet gebeuren.

Ik weigerde om mijn toekomst te laten afnemen, en ik ben vanaf dag één beginnen te oefenen, ik wilde voorkomen dat ik mijn spieren zou verliezen. Eerst enkele bewegingen op mijn bed. Dan aan een toestel in het revalidatieziekenhuis.

Steeds meer, steeds langer. Het vroeg alle kracht die ik in mijn lichaam had en ik heb meer afgezien dan ik kan uitdrukken, maar elk stapje dat ik– figuurlijk – vooruitzette, bezorgde me een gevoel van euforie. Ook op die moeilijke dagen. Ook toen ik voor het eerst een prothese droeg en opnieuw op twee benen kon staan. Al had ik me dat iets positiever voorgesteld dan het was.

Want waar ik geen rekening mee had gehouden, is dat huid na een amputatie erg broos is. Een beetje zoals huid die zwaar verbrand is geweest. De minste frictie maakt wonden, en die prothese trok alles stuk. Het was weer een domper.

Ook het stappen was niet evident. Een prothese plooit niet zoals een gewone voet. Ik moest alles opnieuw leren. Maar de prothese zette ook de deur op een kier naar het fietsen. Dus ik zette door. Ik verbeet de pijn en verzorgde de wonden. Opgeven was geen optie.

Ik schreef alles van me af op Instagram. Ik kreeg reacties van mensen die ik niet kende, die zeiden dat mijn verhaal hen deugd deed


Ik krijg vaak de vraag waar ik toen al die wilskracht vandaan haalde. Die heeft er gewoon altijd in gezeten, denk ik. Of misschien heb ik ze mezelf wel aangeleerd, vroeger op school. Ik ben zwaar gepest geweest, bij momenten ook fysiek. Mijn ouders hebben me meerdere keren voorgesteld om van school te veranderen, maar dat heb ik altijd geweigerd. Nooit zou ik die pestkoppen laten zien dat ik bang was. Nooit zou ik plooien.

Hoe bang ik inwendig ook was, hoe wild mijn hart ook tekeerging, ik stak mijn kin in de lucht en liet niets merken. Dat heeft me een enorme kracht gegeven. Wellicht is het ook daarom dat ik na het ongeluk nooit psychologische hulp heb aanvaard. Ik wilde het op mijn manier verwerken.

Dat lukte onder andere door alles van me af te schrijven op Instagram. Ik kreeg reacties van mensen die ik niet kende, die zeiden dat mijn verhaal hen deugd deed, dat ze ook door een moeilijke periode gingen, en dat mijn wilskracht hen inspireerde om door te zetten. Dat hielp me meer dan eender welk gesprek met een psycholoog me had kunnen helpen.”

Van het revalidatiecentrum naar het WK

“Mede door mijn vastberadenheid verliep mijn revalidatie relatief snel, en toen ik enigszins aan de prothese gewend was, stelde de kinesist voor om het eens te proberen op een fiets. In het revalidatiecentrum weliswaar, en nog met een gewone stapprothese – geen sportprothese. Maar dan nog: het was een fiets.

Hier had ik naar uitgekeken, naar afgeteld. Ik stapte op. Zette mijn voeten op de pedalen. En het was… raar. Anders. Ik vond mijn balans niet. De prothese schuurde in mijn wonden. Ik zat nog steeds onder de medicatie, waardoor ik het ook niet heel goed besefte. Maar toch. Er gebeurde iets.

Het waakvlammetje dat al die tijd was blijven smeulen kreeg weer een stoot zuurstof. De volgende sessie ging het beter. Het vuur laaide verder op. Nog terwijl ik op de fiets zat, wilde ik al weten wanneer de volgende training stond gepland, en ik kon wel huilen toen er een week tussen zou zitten.

Ik voelde mijn stabiliteit verbeteren, mijn spieren groeien. Ik was klaar om naar buiten te gaan. Dat was een enorm moment. Ik was bang, dat kan ik niet ontkennen. Maar ik genoot zó hard. Van het fietsen. Van het buiten zijn. Van de vrijheid. Van het besef wat ik had gedaan.

Niemand had geloofd dat ik het zou kunnen. En hier reed ik! Vanaf dan leek het alsof ik weer in de tas met geluk mocht graaien

Niemand had geloofd dat ik het zou kunnen. En hier reed ik! Vanaf dat moment is alles gekeerd. Alsof mijn portie tegenslag eindelijk was opgebruikt en ik weer in de tas met geluk mocht graaien. Ik fietste steeds vaker en vlotter. Ik kreeg een sportprothese. En ik ging eindelijk in op het aanbod van de ploeg om paracycling te proberen, wielrennen voor mensen met een beperking.

Het ging goed. Heel goed, zelfs: Cycling Vlaanderen, de federatie van het wielrennen, wilde me in het nationaal team. Niet veel later waren er selectiewedstrijden voor het WK in Rio. ‘Doe gerust mee’, zeiden ze. ‘Maar stel je er niet te veel bij voor, je bent te kort bezig om de tijd te halen.’ Wacht maar, dacht ik bij mezelf. Ik gaf álles wat ik in me had.

En ik haalde de tijd. Tot grote verbazing van zowat iedereen. We moesten in allerijl een aerodynamische prothese laten maken, het was zo snel gegaan dat nog niemand daaraan had gedacht. En niet veel later stond ik aan de start. Op het WK. In Rio. Het was te snel, zowel mentaal als fysiek. Het besef van alles wat er was gebeurd, kwam plots keihard binnen en ik ben er helemaal in overdrive gegaan. Maar ik wás er. Ik héb er gereden. Op het WK.”

Blik vooruit

“Het is intussen meer dan drie jaar geleden dat het ongeluk gebeurde. En het is nog altijd niet eenvoudig. Er zijn dagen waarop ik niet uit bed raak van de pijn, en ook financieel is het een dobber. Het proces over het ongeluk is nog niet afgerond, waardoor de verzekering nog maar amper iets heeft uitbetaald.

Bovendien moet ik, als sporter met een beperking, alles zelf betalen. En sporten kost handenvol geld, alleen al voor een degelijke fiets mag je op een paar duizend euro rekenen. Ik heb een vzw opgericht om het allemaal te kunnen betalen, en ik hoop binnenkort weer te kunnen werken zodat ik een hoger inkomen heb, al betekent dat natuurlijk ook minder tijd om te trainen.

Maar je hoort me niet klagen, integendeel. Ik had twee jaar geleden niet durven te dromen dat ik al zo ver zou staan. Onrechtstreeks heeft het ongeluk me zelfs iets heel moois gebracht: Milan, mijn vriend. We fietsen in hetzelfde team. We leerden elkaar kennen tijdens mijn revalidatie, en hij was meteen mijn steun en toeverlaat, ook toen ik er nog lang niet aan toe was om mijn hart open te stellen.

Ik ben zo blij dat hij me tijd heeft gegeven. We wonen intussen samen en het gaat heel goed. Hij is de enige bij wie ik echt mezelf kan zijn, aan wie ik me volledig durf te tonen, ook op de slechte dagen.

Ik heb aanvaard dat mijn leven is veranderd. Ik kijk vooruit, naar een toekomst met mijn vriend en heel veel sport


Achteromkijken doe ik nog maar zelden. Net zoals ik me ook niet afvraag waarom dit mij moest overkomen. En waarom ik niet langer denk aan de truckchauffeur, die nooit heeft geïnformeerd hoe het met me gaat, die na het ongeluk zelfs niet uit zijn cabine is gekomen om te kijken of ik hulp nodig had – en dus compleet aan zijn burgerzin verzaakte.

Ik steek er geen energie meer in, dat haalt toch niks uit. Mijn voet zal er niet opnieuw door aangroeien. Ik heb aanvaard dat mijn leven is veranderd en dat het nooit meer zal worden zoals vroeger. Mijn blik is vooruit gericht. Naar de toekomst. Een toekomst met Milan en heel veel sport. Ik heb het lang niet kunnen zeggen, maar ik ben gelukkig. Om het figuurlijk te zeggen: na drie helse jaren sta ik weer met beide voeten in het leven.”

De vzw van Yoika steunen kan via Instagram: @yoki_dk

Nog meer bijzondere verhalen lezen?

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."