Getty Images

Tussen passie en frustratie: zorgverleners openhartig over de intensieve coronatijden

Door De Redactie

Een job in de zorg vraagt om passie, gedrevenheid en een serieuze dosis doorzettingsvermogen. Maar door de hoge werkdruk én de intensieve coronatijden zitten steeds meer zorgverleners op hun tandvlees.

Leen (53) werkt als thuisverpleegkundige voor het Wit-Gele Kruis in Oudenaarde.

“We blijven gewoon gaan. Omdat we voelen dat onze patiënten ons nodig hebben”

Ik herinner me nog goed de thuisverpleegkundige die altijd langskwam bij mijn inwonende bomma. Ze nam tijd om te luisteren, om te verzorgen en voor een koffietje achteraf. Ik keek naar haar en voelde haar werkplezier. Het leek me een fantastische job. Het deed me kiezen voor de studie verpleegkunde waarna ik, in ‘87, bij het Wit-Gele Kruis Oudenaarde begon. Ik werk er ondertussen drieëndertig jaar en heb binnen de organisatie zowat alles gedaan. Maar corona zette alles op zijn kop. Ik gaf me op voor het regionale ‘cohortteam’, dat uitrukt om besmette coronapatiënten te verzorgen. Tot op vandaag voer ik voor ziekenhuizen coronatests uit bij patiënten die geopereerd moeten worden. Het zijn uitzonderlijke tijden.

Deze job doe ik uit idealisme. Ik vind dat iedereen het recht heeft om thuis verzorgd te worden. Mijn collega’s en ik voelen de dankbaarheid van onze patiënten en doen onze job nog steeds met de glimlach. Maar het is mentaal en fysiek zwaar werk: je wordt elke dag geconfronteerd met zieke mensen, soms met de dood. We moeten patiënten in ons eentje optillen – op mijn drieënvijftigste voel ik daar voor het eerst mijn grenzen. In coronatijden klopte ik in het cohortteam ook erg lange dagen: starten om 6.30 uur ‘s morgens en doorgaan tot 13.30 uur, om dan opnieuw te werken van 16 uur tot 20.30 uur. We bleven gaan, omdat we dat willen en omdat onze patiënten ons nodig hebben. We belden dagelijks met onze coördinator en werden in de bloemetjes gezet door onze directie. Die steun deed deugd.

Ook de avondlijke applausjes tijdens de lockdown waren hartverwarmend. We voelden ons – eindelijk – gerespecteerd. Ook tof: mensen die naar ons zwaaiden als we hen met onze herkenbare auto’s passeerden. Die appreciatie doet deugd, maar doorheen de jaren zijn de stukjes witte woede zich blijven opstapelen. Onze sector heeft meer dan ooit nood aan erkenning. En de pensioenleeftijd van vijfenzestig zou naar beneden moeten. De afgelopen periode was heftig. Ik kon blijven gaan, omdat ik kracht haal uit de mix van jobs die ik binnen het Wit-Gele Kruis kan doen en uit de ondersteuning van collega’s. We werken vóór en mét mensen. Als het haalbaar is, zal ik zonder aarzelen inspringen voor een collega. Daarin zijn we heel flexibel en collegiaal, dat is eigen aan de job. Ik ben het gewend om te switchen.

Weinig jongeren kiezen spontaan voor de thuiszorg, maar stagiaires willen – zodra ze eens meegedraaid hebben – heel vaak blijven. Veel heeft denk ik ook te maken met het imago van onze job. We doen nochtans veel meer dan hygiënische zorgen. Thuiszorg is ontzettend belangrijk, en de dankbaarheid van onze thuispatiënten is navenant. Het is een heel mooie en noodzakelijke job, maar met extra collega’s en meer structurele steun zou hij nog mooier kunnen zijn.”

Anneleen (35) werkt als ergotherapeut in het UZ Gent.

“Mijn collega’s en ik doen onze job met passie. We laden ons op aan elkaar én aan de dankbaarheid van onze patiënten”

“Als ergotherapeut help je patiënten met het weer opstarten van hun dagelijkse activiteiten, zoals zichzelf opnieuw leren wassen, zelfstandig eten… Het is een ontzettend dankbare en mooie job. Ik werk ondertussen twaalf jaar als ergotherapeut, en leid een team van acht therapeuten in het UZ Gent. Ergotherapeuten werken op verschillende afdelingen, los van elkaar, in samenwerking met artsen, verpleegkundigen, logopedisten en kinesisten. We werken telkens één op één met een patiënt, gedurende een halfuur tot een uur, elke dag. Wanneer we de kamer verlaten na de oefeningen, is er telkens die oprechte dankjewel. Dat blijft fijn. Op twaalf jaar zag ik ons ook mee evolueren met de nieuwste trends. Nu zetten we bijvoorbeeld ook in op virtual reality. Dat zijn absoluut de voordelen van werken in een goed bestuurd groot ziekenhuis als het UZ Gent.

Maar je kunt niet om de stijgende werkdruk heen. Een collega die uitvalt door zwangerschap of een langdurige ziekte, kan door besparingen niet worden vervangen. Het afgelopen jaar hebben we zo twee fulltime jobs moeten opvangen, nadat er collega’s hun ontslag hadden gegeven. In een klein team als het onze voel je dat natuurlijk heel hard. Je moet jezelf gaan opsplitsen om het werk gedaan te krijgen, wat zorgt voor extra stress en vermoeidheid. Dat is niet te onderschatten en zet spijtig genoeg een negatieve spiraal in gang. Door de hoge werkdruk is de kans immers groot dat er nog een collega uitvalt, terwijl we elkaar net dan zo hard nodig hebben. Door de stress loop je ook prikkelbaar, komen er tranen… Als teamverantwoordelijke moet ik naar de sfeer in mijn team peilen en op tijd aan de alarmbel trekken. En zelf altijd sterk staan. We kregen in die lastige periode hulp van een coach en volgden vormingen die ons er doorheen hielpen. Dat werkte ook, en die tijd ligt nu achter ons. De werkdruk is niet meer zo extreem als toen, maar we zijn wel nog steeds met te weinig. De werkdagen zijn druk en vol, en na de uren wacht er nog een stapeltje administratie.

Mijn collega’s en ik doen onze job gedreven en met passie. We laden ons op aan elkaar én aan de dankbaarheid van onze patiënten – elk stapje dat we met hen samen vooruit zetten, wordt beloond met chocolade en andere traktaties. (lacht) Maar was de overheid maar even gul voor ons… Dat zeg ik omdat wij als ergotherapeuten in sommige situaties aan het kortste eind trekken: we volgden een masteropleiding, maar worden betaald op bachelorniveau, terwijl dat bij andere disciplines niet zo is. En dat is niet eerlijk. Ik hoef niet rijk te worden van mijn job, maar krijg wel graag een eerlijk loon. Voor zelfstandige hulp van ergotherapeuten die behandelen aan huis, krijgen patiënten geen terugbetaling, wat wel het geval is voor kinesisten en logopedisten. Dat verhoogt de drempel voor ergotherapie, patiënten thuis vinden zo moeilijker de weg naar ons. En dat geeft ons dan weer het gevoel onzichtbaar en onbelangrijk te zijn. Die dingen frustreren me ontzettend. Mijn werkgever doet wat hij kan, maar de overheid ziet ons over het hoofd.

De coronaperiode was erg pittig. De norm in het ziekenhuis was uiteraard ‘erg voorzichtig’, dus met pakken en maskers. Zo’n masker ademt moeilijk, zo’n pak is warm – aan het einde van de dag was je alleen al door het dragen van dat harnas uitgeput. Met corona zaten we in het heetst van de strijd en na de werkdag hadden we niet veel tijd en energie over. De hoofdarts bracht ons gelukkig altijd perfect op de hoogte van nieuwe richtlijnen, ik voelde me door het UZ gedragen en begrepen. Dat scheelt. Ondertussen doe je voort op adrenaline. Maar onlangs kreeg ik een ‘klopje’. Het was in de periode van de eerste versoepelingen, maar buitenkomen zat er voor mij nog niet in – te vermoeiend. Het was ook een zware periode voor mijn gezin. Net omdat ik niet kon uitvallen op het werk, viel het huishouden volledig op de schouders van mijn man. Hij heeft dus evengoed een extreme tijd achter de rug. Daarom, en ook voor mijn collega’s, is het goed dat het nu zomer is. Wat vakantie zal ons allemaal goed doen, en dan staan we hopelijk weer sterk voor het najaar – met of zonder nieuwe lockdown.”

Steve (46) is hoofdverpleegkundige op de dienst spoedgevallen van het UZ Gent.

“Mijn team heeft de voorbije maanden véél extra shifts gedraaid, maar nooit heb ik mensen moeten overtuigen om in de vuurlinie te gaan staan”

Op spoedgevallen ontmoet je mensen vaak op een voor hen beklijvend moment in hun leven: niet altijd dramatisch, vaak wel dringend en acuut. Dat is onze kerntaak. Het zorgt voor focus, teamspirit en adrenaline. Allen voor één. Je investeert emotioneel veel in een patiënt, maar ziet de dankbaarheid achteraf niet altijd, omdat hij op een andere afdeling belandt. We zijn dan ook een van de enige afdelingen waar er weinig tot nooit een doosje pralines wordt achtergelaten. (lacht)

Onze veerkracht halen we vooral uit elkaar. De groep speelt een belangrijke rol, en de samenhang is erg voelbaar. Je collega’s tillen je na een moeilijke interventie weer op, zodat je klaar bent voor de volgende. Want mentaal blijft het bij momenten erg intens: als je een jong traumaslachtoffer, zoals een kind dat werd aangereden op de fiets, op de juiste manier probeert te helpen en toch moet opgeven, dan heb je recoil-tijd nodig – tijd om te verwerken en te ventileren. Dan proberen we ons terug te trekken, drinken samen een kop koffie en luchten ons hart. Dat is nodig om weer de kracht te vinden in jezelf. Doorheen de jaren heb ik die nachten op spoed ook zien veranderen: vroeger was de nacht het moment om materiaal interventieklaar te maken voor dag erna. Vandaag zien we steeds vaker mensen die ‘s nachts langskomen omdat het overdag te druk is. Dat verhoogt onze werkdruk. Gelukkig beschikt het UZ Gent doorgaans over voldoende personeel per patiënt.

De covid-periode was intens. Mijn team heeft véél extra shifts gedraaid, maar nooit heb ik mensen moeten overtuigen om in de vuurlinie te gaan staan. Iedereen deed zonder verpinken zijn uiterste best. Het samenhorigheidsgevoel was ontzettend groot. Onze rol in de maatschappij is in deze periode erg duidelijk geworden, ook dankzij het avondlijke applaus. Plots apprecieerde iedereen de verpleegkundigen terwijl doorgaans enkel de zieken dat doen.

Maar net dan zijn die besparingen in de zorgsector extra frustrerend. Er zijn te weinig verpleeg- en zorgkundigen, en we moeten alsmaar flexibeler zijn. We moeten overal inzetbaar zijn volgens de beleidsmakers, terwijl precies de gespecialiseerde profielen erg waardevol zijn gebleken tijdens de covid-crisis. Verder vertegenwoordigen verpleegkundigen de grootste groep hulpverleners in een ziekenhuis, maar worden ze te weinig gehoord. Er zijn een patiëntenraad en een artsenraad, maar er is niet zo’n orgaan voor verpleegkundigen. Verpleegkundigen hebben zelden een beslissende stem, hooguit adviserend. Dat maakt het ons erg moeilijk om te wegen op het beleid. Het geld gaat beleidsmatig makkelijker naar technologie, dan naar handen aan bed. Dat blijft spijtig.”

Karin (61) werkt als verpleegkundige/opvoedster in een centrum voor volwassenen met een mentale beperking.

“Er was veel frustratie en verdriet bij de bewoners doordat ze niet naar huis mochten. Ik gaf hen dan wél die noodzakelijke knuffel”

Ik ben mijn zorgcarrière begonnen als vroedvrouw in een shiftensysteem. Een mooie job, maar zwaar én vermoeiend. Ik werkte in ploegen én er was de altijd aanwezig verantwoordelijkheid voor moeder en kind. Ondertussen werk ik alweer achttien jaar in een centrum voor volwassenen met een mentale en fysieke beperking. Ik werk ook nu in ploegen, maar dan zonder nachtdienst. De werkdruk is hier draaglijker. De job is ook fysiek doenbaar, dankzij technische apparatuur zoals tilliften, die ons helpen om mensen uit bed te halen.

Door corona werden onze werkomstandigheden anders, ongekend en zwaar. Onze bewoners konden niet vatten waarom ze niet naar huis mochten. Dat zorgde voor frustratie en verdriet. Wij, in onze pakken en maskers, moesten eigenlijk afstand bewaren, maar hoe troost je iemand die het ontzettend lastig heeft, die zijn boosheid en verdriet alleen maar op een agressieve manier kan uiten? Ik veranderde mijn machteloosheid in daadkracht, en gaf toch die noodzakelijke knuffel die meteen kalmeerde en rust bracht. We waren goed ingepakt en goed beschermd, en ik heb me dus op geen enkel moment onveilig gevoeld.

Best wat collega’s waren wél bang: bang om bewoners, zichzelf of hun gezinnen te besmetten. En van bang zijn word je moe. Bovendien moesten we ook extra uren werken. Zo sloop er een collectieve vermoeidheid in ons team, met meer uitval en afwezigheden tot gevolg. Na de werkdag was er niet veel goesting en energie meer over om iets extra’s te doen. Zelfs bij iemand met doorgaans véél energie zoals ik. Maar ik zag ook dat we heel goed konden samenwerken: opvoeders leerden van verpleegsters en omgekeerd. En de hygiëne waar ik als verpleegkundige altijd op moest hameren, is nu voor iedereen de logica zelve. Werken in de zorg in coronatijden was erg intens, maar we verloren nooit de missie van onze job uit het oog: anderen graag zien én voor hen zorgen.”

Barbara (50) werkt als zorgkundige in woonzorgcentrum Hof De Beuken in Ekeren.

“Het zit ‘m vaak in de kleine momenten, zoals een fijn gesprek tijdens een verzorging, Helaas is daar door de hogere werkdruk steeds minder tijd voor”

Dat eerste avondlijke applaus vond ik erg emotioneel. Ik had net de ‘late’ gedaan en stapte naar buiten onder luid geklap. Dat deed ontzettend veel deugd, het was een soort van erkenning. Maar al gauw zag ik mensen op zulke avonden ook onbezonnen samen troepen, en dat gedrag stond in contrast met de schrijnende situaties die ik in het woonzorgcentrum meemaakte. Van de ene op de andere dag sloot ons centrum wegens corona de deuren voor familie van de bewoners.

Ook onze werkomstandigheden veranderden eensklaps. Er heerste veel onduidelijkheid, er was geen scenario. Wij, en zeker ook de bewoners, deden ons best om te functioneren in deze ongeziene situatie. Maar vaak begrepen de ouderen niet wat er aan de gang was. Ik heb bejaarden zien wegkwijnen omdat ze geen familie meer zagen, en zien sterven van eenzaamheid. Dat is ook een corona-dode, hé! Of dementerende mensen die nood hadden aan een knuffel of een zoen. Die eerste keren ga je er niet op in, maar op den duur breekt je hart en doe je het toch. Weliswaar goed beschermd. Het was erg dubbel allemaal. In het begin hebben we ook gewerkt zonder mondmasker en beschermende pakken – die waren zogezegd niet nodig. Achteraf bleken ze wél noodzakelijk, maar waren ze simpelweg niet voorhanden.

Ik heb zelf kanker gehad en was dus een risicopatiënt. Het gaf me een heel onbehaaglijk gevoel. Maar ik heb veel energie, dus ik bleef gaan. Thuis gedroegen mijn kinderen zich heel verantwoordelijk: ze hielden zich aan de afstandsregels, zodat we elkaar maar ook de bewoners niet zouden besmetten. En ze deden het huishouden, zodat ik na een uitputtende dag niet meer hoefde te koken. Gelukkig is onze dienst ook erg hecht, we voelden ons gedragen door elkaar.

Ik werk ondertussen acht jaar in de zorg. Ik ben een zij-instromer, want mocht als achttienjarige niet kiezen voor een zorgstudie. Mijn moeder dacht dat ik daar te gevoelig voor was. Maar ik blijk net wel goed om te kunnen met bijvoorbeeld afscheid – ik ben zelfs lang palliatief verantwoordelijke geweest. Een correct en sereen afscheid, omringd door familie, dat kan even mooi zijn als een geboorte, vind ik. En ik heb een ‘zorghart’, dat heb je nodig in dit beroep. Ik zie graag oude mensen, respecteer hen en help hen graag. In ruil krijg ik dankbaarheid én voldoening. Het zit ‘m vaak in de kleine momenten: een fijn gesprek tijdens een verzorging, de tafel gezellig dekken, de foto’s op hun kamer samen eens herschikken…

Helaas nemen die momenten af door de hogere werkdruk. Ons team wordt alsmaar kleiner, en de tijdsdruk neemt toe. Dus moet het snel gaan, en efficiënt. Gelukkig werk ik fulltime – ik ben de laatste in het centrum die nog zo’n statuut kreeg – en kan ik zo in de namiddag nog wat qualitytime beleven met de bewoners. Veel van mijn collega’s werken parttime, volgens een maatregel van de overheid omdat de voltijdse job te zwaar zou zijn. Maar net dat zorgt voor uitval: mijn parttimecollega’s hebben enkel de voormiddagrush, waarin ze taak na taak in sneltempo moeten afwerken. Zo missen ze de fijne, gezellige momenten met de bewoners, waarmee je je kunt opladen. Bijgevolg kiezen collega’s voor iets anders of vallen ze uit door ziekte.

Een staking lost niets op, en zou eenvoudigweg niet gaan. Of we zouden de bewoners moeten meenemen op straat. Zij weten als geen ander dat we ons best doen, en dat besparingen ons nopen tot snelle verzorging en te veel efficiëntie. Aan de minister zou ik meer personeel én meer loon willen vragen. Het zou alles een pak menselijker maken. Ondertussen blijf ik me met hart en ziel inzetten voor onze ouderen, het meest dankbare en wijze publiek om voor te werken.”

Kwaliteitsvolle werkomstandigheden in de zorgsector

Lon Holtzer, Vlaams Zorgambassadeur: “In 2011 zijn we gestart met de campagne ‘Ik ga ervoor’, met de bedoeling mensen warm te maken voor een job in de zorg- en welzijnssector. Er is de groep van jongeren die meteen voor een zorgstudie kiezen, en je hebt een belangrijke groep ‘zij-instromers’, die zich op latere leeftijd heel bewust omscholen tot verpleeg- of zorgkundige. Om mensen te enthousiasmeren voor een job in de zorg, werk ik samen met VDAB en met hogescholen en het werkveld organiseren we de Dag van de Zorg. Met resultaat: tussen 2010 en 2019 steeg het aantal gezondheidszorgbeoefenaars met zestig procent.”

Dat lijkt alleen maar goed nieuws. Vanwaar komt dan het ongenoegen?

Er zijn nog steeds erg veel openstaande vacatures in de zorg. Sinds 2017 gaan die in stijgende lijn. We hebben meer personeel nodig, omdat de bevolking vergrijst en de zorgbehoefte bijgevolg vergroot. Maar tegelijk dreigt er onder het zorgpersoneel ook veel uitstroom, omdat een aanzienlijk aantal vjifenvijftigplus is én dus binnenkort met pensioen zal gaan. Op dat komende tekort moeten we nu al inspelen.”

De werkdruk zou ook te hoog liggen.

Een zorgkundige kan vijfenvijftig minuten per dag per bewoner spenderen. Dat is te weinig en dat maakt het intens. Los daarvan komen er ook steeds meer woonzorgcentra bij en wordt de zorg intensiever. Zo komt de sector onder druk te staan. Gelukkig heeft het merendeel van de werknemers in de zorg een grote passie voor hun job. Ze kiezen heel bewust en levenslang voor dit beroep. Tegen je zin zorg verlenen werkt namelijk niet. Uit onderzoek blijkt dat zorgmensen zich ook laten kenmerken door veerkracht, bijgevolg hebben we, ondanks de hoge werkdruk, niet meer burn-outs dan in andere sectoren.”

In welke zin evolueert de zorgsector?

De zorgsector is de afgelopen twintig jaar erg veranderd. Vroeger bleef je tien dagen in het ziekenhuis na een blindedarmoperatie, of bleef je twee weken voor observatie bij een knobbeltje in je borst. Dat kun je je vandaag niet meer voorstellen. We gaan technologie moeten omarmen, en zorgverleners op een andere manier moeten inzetten omdat de intensiteit en moeilijkheidsgraad van de job vergroten. Daarom is het belangrijk dat opleidingen zorgen voor een zeer brede basiskennis, waarna je je in je job kunt blijven bijscholen, vormen en specialiseren.”

Het corona-effect

Lon Holtzer: “Het corona-effect was dubbel. In de zorgsector was er absoluut meer teamwork tussen artsen, verpleegkundigen en zorgkundigen. Zorgverleners voelden de appreciatie van de maatschappij tijdens het 20 uur-applaus en vrijwilligers ondersteunden de zorgsector via het door ons opgezette initiatief ‘Help de helpers’.

Maar corona vroeg ook veel van het mentale welzijn. Vaak werd er doorgewerkt op pure adrenaline en hing de vermoeidheid erin. Daarom is het noodzakelijk dat zorgverleners zich konden opladen tijdens deze zomervakantie. Het najaar zal er snel zijn, en niemand kan inschatten wat de impact van een tweede coronagolf op het zorgpersoneel zal zijn. Hoe dan ook blijft het belangrijk dat er structurele maatregelen komen: meer zorgverleners, meer ondersteuning en meer tijd voor patiënten. “

Kriebelt het om zelf zorgkundige of verpleegkundige te worden? Check dan zeker ikgaervoor.be.

Uit: Libelle 34/2020 – Tekst: Els De Ridder

Lees ook:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."