Uit het hart van Hannelore: “Vertrekken zonder Stijn begint stilaan te wennen. Maar thuiskomen en weten dat hij ook daar niet zal zijn, blijft zo’n zeer doen”

Begin vorig jaar verloor Hannelore (36) plots haar grote liefde Stijn aan hartfalen. In haar columns vertelt ze elke week over haar leven als jonge weduwe met twee kinderen.

Thuiskomen zonder Stijn

Na het weekje vakantie met ons drietjes plakken we er – voor het schooljaar weer begint – nog eentje aan met mijn zus en haar kinderen. Twee weken vakantie, we gunnen het onszelf en hoewel het gemis aanwezig is, voelt het dit jaar meer dan ooit als heel veel courage bijtanken.

Mijn zus is gescheiden, ik ben weduwe. Twee alleenstaande moeders op reis met hun kroost. Onderweg naar het vakantiehuis heb ik schrik voor de aankomende drukte – mijn zus heeft drie kinderen, ik heb er twee –, maar gezien ze allemaal wat tot dezelfde leeftijdsgroep behoren, wordt er al meteen duchtig samengespeeld. Kinderen blij, mama’s blij. De onvermijdelijke drukke momenten neem ik erbij, want die vervallen in het niets bij de uren waarin mijn zus en ik boeken kunnen lezen en eindeloos tetteren. Natuurlijk zijn er lastige momenten – op reis gaan met kinderen is nooit volledig hindernisloos – maar toch: er wordt geademd, lang en diep.

Ik merk dat het de kinderen goed doet om eens niet elke maaltijd ‘maar’ met drie te zijn. De blos op Polly haar wangen, de glinstering in Hoppe z’n ogen, het doet me deugd.

Ook bij de maaltijden wordt elke minuut met woorden gevuld. De ene keer gekmakend, het volgende moment ontspannend. De keukentafel is enorm – althans naar mijn gezinsnormen – en ik merk dat het de kinderen goed doet om eens niet elke maaltijd ‘maar’ met drie te zijn. De blos op Polly haar wangen, de glinstering in Hoppe z’n ogen, het doet me deugd.

Tijdens een avondmaal zit ik naar de hele bende te kijken. “Zo voelt het dus om een groot gezin te hebben,” zeg ik ineens. Het is eruit voor ik er erg in heb. Alle gezichtjes draaien zich verbaasd naar mij toe en ook mijn zus fronst haar wenkbrauwen, dus ik kan niet anders dan mijn uitspraak verduidelijken. Even twijfel ik, maar zeg dan: “Zo zou het dus aan de keukentafel zijn, mocht ik ooit een relatie beginnen met iemand die al kinderen heeft.”
Héél even blijft het stil, héél even denk ik ‘shit, Bedert, denk toch eens na voor je er iets uitflapt’, maar dan Hoppe begint te lachen. “Ja ja, maar dan moeten het ook zo’n leuke kinderen zijn als deze hier, hé!”

Jolijt aan de tafel, mijn zus en ik kijken elkaar opgelucht aan. Er ontstaat een vrolijk gesprek over verdriet en ermee leren leven, over nieuw-samengestelde gezinnen, over nieuwe relaties, over verliefd worden, over daar nog niet klaar voor zijn. Ik kan aan Hoppe zien dat het fijn is om er ongegeneerd over te kunnen praten, hij heeft al meermaals laten vallen dat hij graag zou hebben dat ik gelukkig ben, met wie of wanneer dat ook is. Dat hij nog elke dag aan papa denkt, maar dat hij hoopt dat alles ooit weer ‘normaal’ kan zijn.

Nadat Hoppe met één van mijn vrienden had gevoetbald, zei hij: ‘Als je ooit verliefd wordt, mag het iemand zoals hij zijn.’

Vlak voor we op reis vertrokken had Hoppe in de tuin gevoetbald met één van mijn (mannelijke) vrienden. In de auto zei hij, zomaar, uit het niets: “Als je ooit verliefd wordt, mag het iemand zoals hij zijn.” Polly had instemmend geknikt. Meer woorden werden er niet aan vuil gemaakt. Zo simpel is het in een kinderhoofd, zo simpel zou het moeten zijn.

Daags na het tafelgesprek zit ik met een zwaar hoofd aan de ontbijttafel. Om de één of andere reden lukte het me niet de slaap te vatten die nacht en de vermoeidheid werkt op mijn gemoed. De hele ochtend moet ik me inhouden om niet te beginnen huilen, mijn voelsprieten lijken recht omhoog te staan en elk geluid komt binnen. De drukte van de kinderen is me ineens te veel en bij het middagmaal reageer ik kortaf, iets waar ik nadien meteen spijt van heb. Een uurtje later ga ik in mijn eentje boodschappen doen, mijn zus even alleen latend met de vijf kinderen. Ik zit nog maar achter het stuur of de krop in mijn keel schiet los. Ik zet de wagen aan de kant van de weg en laat de storm toe. Het huilen doet meer deugd dan ik had verwacht.

Terug in het huisje vraagt mijn zus of het wat gaat, waarop ik meteen weer begin te huilen. Tijdens ons gesprek besef ik dat het niet het gemis is, dat me zo onderuit haalt, wel het idee dat we eerstdaags naar huis zullen gaan en dat het opnieuw een thuiskomen zal zijn zonder Stijn.
Dat we al eens vertrekken zonder Stijn, daar begin ik stilaan aan te wennen. Maar thuiskomen en weten dat hij ook daar niet zal zijn, man, wat blijft dat zeer doen.

LEES MEER VAN HANNELORE BEDERT:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."