Comme chez Koen: “Ik weet nog hoe onze zoon pas kon lopen en vrolijk in de zon tussen de wijnranken huppelde”

Libelle-columnist Koen Strobbe (56) is auteur en woont met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten in het zuiden van Frankrijk. In zijn wekelijkse column vertelt hij over zijn leven in ‘la douce France’.

In september is het hier nog volop zomer en dus kan Kwinten samen met zijn klasgenoten het vakantiegevoel nog wat vasthouden. Na school wordt er al snel een ommetje gemaakt naar iemands tuin-met-zwembad, en wordt het groepswerk eventjes vergeten voor een heerlijke plonspartij en een glas groen muntwater.

Als je bedenkt dat de Spanjaarden, een boogscheut verderop, consequenter zijn en de school pas half september laten beginnen, moet je als ouder al een hart van steen hebben om daar een opmerking over te maken. Wat een ouder natuurlijk wél wil, is dat alles veilig blijft. In normale omstandigheden geef je je kind dan de boodschap mee om op te letten in en rond het zwembad, maar nu komt daar natuurlijk ook de raad bij om toch ook voorzichtig te zijn met de ‘sociale afstand’.

“Als ouders kunnen we onze kinderen moeilijk onder een glazen stolp steken: het gekende verhaal van de risico’s afwegen tegen het leefcomfort”

’s Avonds in bed vraag ik me luidop af hoe moeilijk de huidige situatie moet zijn voor tieners, die vanzelfsprekend dromen van een knuffel hier en een kusje daar.
“Ik denk dat je je daar niet al te veel illusies over moet maken,” zegt Ilse, “veel mondmaskers zullen er niet aan te pas komen, daar rond dat zwembad.”
Nu hoor je overal wel dat wij ons over de kinderen niet al te veel zorgen moeten maken, want als zij al ziek zouden worden, stelt het meestal niet veel voor.
“Maar hij kan ons wel aansteken als hij die beestjes meebrengt naar huis, en dát is misschien een ander verhaal.” Ik ben er niet helemaal gerust in.
Ilse geeft mij gelijk, maar werpt meteen ook op dat wij als ouders onze kinderen moeilijk onder een glazen stolp kunnen steken: het gekende verhaal van de risico’s afwegen tegen het leefcomfort.

Bij het ontbijt kan ik het toch niet nalaten om eens voorzichtig een ballonnetje op te laten bij Kwinten, en zijn reactie is verrassend openhartig: “Oh, maar wij weten relatief goed met wie wij moeten oppassen, hoor. Wij zeggen het meteen tegen elkaar als er iemand een beetje keelpijn heeft, of als er bij iemand in de familie iemand snottert of koorts heeft. En dan houden wij zelf afstand tot het gevaar geweken is.” Zijn mondhoeken plooien royaal omhoog en hij grinnikt voldaan: “Je hoeft echt niet bang te zijn, papa.”

Daar is hij weer, onze ‘grote lummel’ denk ik dan: vijftien jaar en volop bezig om mij te testen. Tijdens het dagelijkse zetelgevecht voor de tv hou ik voorlopig nog de bovenhand, maar ik begin ook te merken dat dat wellicht niet lang meer zal duren. En wat het spelenderwijs omgaan met computers en gsm’s betreft, moet ik natuurlijk allang het onderspit delven.
Ik vind dat ook helemaal niet erg en geniet ervan als ik hem zie blinken wanneer ik hem om raad vraag over enkele shortcuts in een of andere app. Net zoals ik nog altijd trots ben als hij mij tijdens het maken van een paper voor school vraagt of ik de logische samenhang van zijn verhaal eens wil bekijken.

En dan bedenk ik hoe klein de generatiekloof eigenlijk is in vergelijking met vroeger, toen ik zo oud was als hij nu, maar in een tijd leefde waarin wij veel meer geheimen hadden voor onze ouders, hoewel die ons minstens even graag zagen en even hard begaan waren met ons geluk.
Misschien heeft het er natuurlijk ook mee te maken dat Kwinten enig kind is, terwijl ik een broer en een zus had bij wie je al eens met een verhaal of een vraag terechtkon.

Hij is dit jaar van school veranderd: van het college naar het lyceum, wat ongeveer overeenkomt met de vroegere switch van de lagere naar de hogere cyclus in België. Het is de laatste etappe voor hij binnen enkele jaren hogere studies gaat doen en op kot gaat. Ik weet nog hoe hij pas kon lopen en vrolijk in de zon tussen de wijnranken huppelde terwijl Ilse en ik de druiven plukten.

“Kun je je voorstellen dat dit kleine wonder ons ooit verlaat?”, zei Ilse toen al met een trillende stem, waarop ik manhaftig lachte: “Ach, tegen dan zijn wij blij dat wij ervan af zijn.” Maar als ik hem vandaag voor de school afzet en hij door de poort verdwijnt, bedenk ik bij het wegrijden dat ik het liefst heel hard op de rem zou gaan staan.

LEES MEER VAN KOEN STROBBE:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."