Koen

Comme chez Koen: “Ik vraag mij af wat iemand bezielt om dertig jaar tegen zijn zin ergens te blijven wonen, gewoon om voet bij stuk te houden.”

Libelle-columnist Koen Strobbe (56) is auteur en woont met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten in het zuiden van Frankrijk. In zijn wekelijkse column vertelt hij over zijn leven in ‘la douce France’.

Herinnert u zich Karl-Heinz nog? Een tijdje geleden schreef ik over de bejaarde Duitser die al dertig jaar in het dorp woont en wiens hond vaak midden op straat koppig het verkeer blokkeert. Nu ontdek ik dat ze allebei dood zijn. Je hoort altijd verhalen waarin het baasje sterft en de trouwe viervoeter nadien eindeloos blijft treuren, om na verloop van tijd zelf het loodje te leggen. Maar in dit geval is het anders verlopen: zijn hond Rüdiger, die bijna veertien jaar oud was en stijf stond van de reuma, lag op een morgen dood in zijn mand en het was het baasje dat reddeloos verloren achterbleef. Karl-Heinz was zelf al een hele tijd ziek, maar had dat tegenover iedereen in het dorp stilgehouden. Al die tijd was hij moedig ter been gebleven, omdat hij zijn hond moest uitlaten. Maar eens die motivatie er niet meer was, viel hij helemaal stil en zes weken later werd ook hij op een ochtend niet meer wakker. Hoewel wij Karl-Heinz niet echt kenden, zullen wij hem missen. 

Hij blijkt al ruim een maand geleden gestorven, maar omdat de buurtcontacten dezer dagen op een spaarvlammetje staan, en door het feit dat zijn vrouw met haar dode echtgenoot terug naar Duitsland getrokken was om hem daar te begraven, kom ik het pas te weten wanneer ik langs zijn huis wandel en een bord ‘te koop’ zie staan. De buurman die zijn heg aan het scheren is, vertelt me het slechte nieuws. “Zijn vrouw kon het huis niet snel genoeg te koop zetten en terug naar Duitsland gaan” zegt de buurman. “Weet je dat ik niet eens wist dat hij getrouwd was”, antwoord ik met grote ogen. “Zij kwamen ook nooit onder de mensen,” knikt de buurman, “een tragische geschiedenis.” Hij vertelt me dat de vader van Karl-Heinz in 1944 een tijdje als soldaat in Uzès is geweest en dat de kleine Karl-Heinz nadien zijn hele jeugd lang verhalen heeft gehoord over hoe mooi dat stadje en de streek wel waren.

“Als ik langs het huis van Karl-Heinz wandel, zie ik dat het ‘te koop’ staat. De buurman vertelt me het slechte nieuws. De Duitser die in ons dorp woonde, is al een maand geleden overleden”

Lang na de dood van zijn vader, toen hij zelf al met vervroegd pensioen als postbode was, besloot Karl-Heinz om de voetstappen van zijn vader te volgen en Uzès te gaan bezoeken. Ook hij werd op slag verliefd. Ergens in de late jaren tachtig kocht hij dit huis en niet lang daarna kwam hij hier definitief wonen. Aangezien zijn Frans erg slecht was, verliepen de eerste contacten met de buren nogal stroef, maar Karl-Heinz ging moedig avondlessen in Uzès volgen en na enkele maanden ging het al zo goed dat de Duitser het aandurfde om zijn buren voor een aperitief in de tuin uit te nodigen. Dat laatste had hij beter niet gedaan, want het liep meteen mis toen hij in zijn hobbelig Frans probeerde uit te leggen hoe hij verliefd was geworden op de streek, maar de dorpelingen – waarvan een groot deel de oorlog nog had meegemaakt – enkel begrepen dat zijn vader deel had uitgemaakt van de bezettende macht. Twee of drie genodigden zijn toen kwaad weggelopen en zijn de afgelopen dertig jaar nooit meer gestopt met campagne voeren tegen ‘de Mof’ en, nadien, zijn zwarte hellehond.

“Maar waarom is hij hier dan in hemelsnaam blijven wonen?” vraag ik met open mond. “Ik heb nooit een koppiger iemand gezien dan Karl-Heinz” luidt het antwoord. “Het was misschien zijn vader die hier in de oorlog was, maar het was Karl-Heinz die zijn eigen loopgraaf groef en er dertig jaar in standhield. Elke dag twee drie keer met zijn hond in het midden van de straat gaan lopen en ondertussen luid in het Duits bevelen naar het dier roepen: dat deed hij dus enkel en alleen om zijn Franse buren te jennen. Dat was hij ten voeten uit.” Terwijl ik verder loop vraag ik mij af wat iemand bezielt om dertig jaar tegen zijn zin ergens te blijven wonen, gewoon om voet bij stuk te houden. En die arme echtgenote, bedenk ik. Een paar dagen later zie ik dat er potentiële kopers naar het huis komen kijken. Instinctief kijk ik meteen naar de nummerplaat van hun geparkeerde auto. Het zijn Fransen. Als ze me zien, zwaaien ze vriendelijk. Hopelijk kopen zij het huis, denk ik bij mezelf, dan is na zesenzeventig jaar ook in ons dorp de oorlog definitief voorbij.

LEES MEER VAN KOEN STROBBE:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."