Koen

Koens column: “Pas met het ouder worden, vind ik die zachte weemoed ook een mooi kantje hebben”

Koen Strobbe (58) is na twintig jaar in het zuiden van Frankrijk met zijn vrouw Ilse en zoon Kwinten terug in ons land.

De winter is zelden de meest opbeurende tijd van het jaar. Veel vrienden en collega’s beginnen er spontaan over dat hun hoofd het moeilijk gaat krijgen en dat ze nu echt wel verlangen naar helderdere dagen. Ook mij overkomt het weleens dat op zo’n donkere februaridag een portie melancholie me te pakken krijgt en ik met een zekere weemoed terugdenk aan aangenamere momenten.

Het is me ook wat met die melancholie: als je er vatbaar voor bent, overvalt ze je op de gekste momenten. Een flard van een geur kan bijvoorbeeld voldoende zijn om je terug te flitsen naar een zalig moment van jaren geleden. Een film op tv kan hetzelfde doen: plots zit je opnieuw in de studentenbioscoop met je vrienden van weleer. Of je hoort het lievelingsliedje van je vader op de radio, waardoor de tranen in je ogen schieten. Ja, muziek heeft misschien nog wel de meeste kracht om via je zintuigen met je gevoelens te spelen.

Ook mij overkomt het weleens dat op zo’n donkere februaridag een portie melancholie me te pakken krijgt en ik met een zekere weemoed terugdenk aan aangenamere momenten.

Veel mensen zijn een beetje bang van melancholie. Ze vereenzelvigen de zachte weemoed alleen met negatieve gevoelens, met tristesse, met leven in het verleden. Tot ongeveer mijn veertigste dacht ik er eigenlijk ook zo over. Het is pas met ouder worden (en vanzelf meer leven te hebben om op terug te kijken) dat je dat soort gevoelens langzaam, en met mate, toelaat.

Ik zeg niet dat ik echt kan genieten van heimwee naar vroeger, of het missen van de dingen of mensen die voorbij zijn, maar soms doet het, los van de pijn die je voelt, ook goed om door zo’n muziekje of een andere herinneringkatapult, terug te zien, ruiken of voelen wat je toen zag, rook of voelde.

We kennen het allemaal ook van bij een bezoek aan een ziekenhuis of woonzorgcentrum: een oude vrouw zit in haar stoel, haar handen op schoot gevouwen met een foto tussen de vingers. Ze lijkt er eindeloos naar te kunnen turen en heeft daarbij een zweem van een glimlach op haar lippen. Je weet zo dat er zich op dat ogenblik in haar hoofd een hele film afspeelt van wat ooit was. Een film waarin zij waarschijnlijk het enige overblijvende personage is.

Ik hoop altijd dat de glimlach op dat gezicht een teken van verwerking is. Dat de pijn van het gemis van een geliefde langzaam maar zeker plaats heeft gemaakt voor het plezier van de herinnering. Misschien is ze wel een soort cadeau van de natuur, die melancholie. Een manier om je te leren omgaan met gemis, terwijl je zelf toch verder moet, en als het goed is, ook wílt.

Misschien is ze wel een soort cadeau van de natuur, die melancholie. Een manier om je te leren omgaan met gemis, terwijl je zelf toch verder moet, en als het goed is, ook wílt.

In Frankrijk pikte ik ooit een lifter op. Hij was een wat zonderlinge eenzaat die ik in het dorp weleens in vuilnisbakken had zien neuzen en van wie ik spontaan dacht dat ik hem beter niet meenam. Maar het was bloedheet, de weg was steil en de man stond in de blakende zon. De rit was kort, maar lang genoeg voor de man om me te vertellen dat hij niet altijd zwerver was geweest. Vroeger had hij een bloeiende winkel in een voorstad van Parijs. Maar toen was er dat ongeval waarin hij zijn vrouw verloor.

Van de ene dag op de andere was zijn leven niets meer waard. En een tijd later was dat ook letterlijk zo: hij had alles zo verwaarloosd dat de bank het afnam en hij op straat belandde. Maar het was niet z’n bezit dat hij nu miste, enkel de foto’s van zijn geliefde. In zijn radeloosheid had hij die allemaal weggegooid, in de hoop dat de pijn op die manier sneller zou weggaan. Maar dat was natuurlijk niet zo: hij miste haar elke dag nog meer, terwijl de enige beelden die hij nog van haar had enkel in zijn herinnering zaten en steeds vager werden.

Alles zou hij geven voor één foto. De ontmoeting met de man is me lang bijgebleven, niet in het minst door de penetrante geur die nog weken in de zetels van de auto bleef hangen. Sindsdien verzint mijn hoofd telkens een heel verhaal als ik ergens een dakloze op een stuk karton tegen een gevel in de stad zie zitten, met een kartonnen koffiebeker vol muntjes aan z’n voeten. Zeker nu, in de winter, wanneer ik me niet kan voorstellen dat er één mens is die echt uit overtuiging buiten zit. Dan vraag ik me af welke foto zo iemand in z’n leven uiteindelijk liever nooit had weggegooid.

Lees meer van Koen Strobbe:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."