jef vermassen
© Ann De Wulf

Mannen over emoties: Jef Vermassen vertelt over zijn gevoelens

Door Annelies Dyck

Hij studeerde rechten uit rechtvaardigheidsgevoel. Maar het is vooral door zijn inlevingsvermogen dat Jef Vermassen een succesvol strafpleiter werd.


Wie is Jef Vermassen?

  • Geboren in Aalst in 1947.
  • Advocaat en strafpleiter in tal van grote assisenzaken.
  • Auteur van de bestsellers ‘Moordenaars en hun motieven’ (2004) en ‘Meester, ik heb geen tranen meer’ (2017). Momenteel schrijft hij aan twee boeken: een over seriemoordenaars en een over kindersprookjes.
  • Getrouwd met Vera, ze hebben vier dochters en zes kleinkinderen.

Als je ooit uitgenodigd wordt in het kantoor van Jef Vermassen, kun je maar beter hopen dat het voor een goed gesprek is, en niet voor de zaken waarvoor de meeste mensen de beroemde strafpleiter consulteren. In de wachtkamer zit ik samen met een fezelend duo dat een zaak boven het hoofd hangt. De stoel waarop ik nadien plaatsneem voor het interview, was net daarvoor nog bezet door een moeder wier zoon vermoord is.

74 is Jef Vermassen inmiddels, maar zijn agenda zit nog steeds overvol. Tot overmaat van ramp krijgt hij zijn nieuwe gsm, een iPhone – “hij kostte nochtans genoeg” – niet meer aan de praat en heeft hij achttien gemiste oproepen. “Sofie, kunt ge eens kijken?” vraagt hij zijn trouwe secretaresse en rots in de branding. Terwijl zij zich over zijn smartphone ontfermt, waarschuwt ze en passant dat VTM Nieuws onderweg is voor een interview. “Zo gaat dat hier elke dag, mevrouw”, verontschuldigt hij zich. “Maar zet je neer, ik laat een kop thee brengen en daarna ben ik één en al oor.”

Meester Vermassen, je bent als strafpleiter elke dag met emoties bezig. Maar je komt uit een generatie waarin gevoelens uiten niet evident was, toch?

Jef Vermassen: “Ik kom inderdaad uit een tijd waarin tranen wegpinken enkel iets voor vrouwen was. Een ‘echte man’ deed dat niet. Ik heb het daar altijd moeilijk mee gehad, want tranen zijn geen teken van zwakte, wel integendeel. Zowel fysiek als emotioneel is wenen een manier om je emoties te laten wegvloeien. Als je je gevoelens moet onderdrukken, dan amputeer je als het ware voor een stuk je gevoelenswereld, en dat is niet goed.

“Emoties mochten bij ons thuis wél getoond worden”

Vooral in mijn studententijd heb ik vaak gedacht: wat een domme opvatting is dat toch dat mannen ‘sterk’ moeten zijn? Dat gezegd zijnde mochten emoties bij ons thuis wél getoond worden. Ik kom uit een warm gezin en had nog drie zussen, misschien was het daarom niet zo’n probleem.”

Ook toen je op internaat ging? Want dat lijkt me de plek bij uitstek waar jongens ‘sterk’ moesten zijn.

“Daar is iets van, ja. Maar ik was lid van de KSA, op mijn vijftien was ik leider. De helft van het internaat zat bij mij in de jeugdbeweging. Ik heb daar vooral heel veel plezier gemaakt.
Maar het klopt dat er voor emoties weinig plek was. In die beginperiode als intern mocht je maar om de twee à drie weken een weekend naar huis. Ik heb regelmatig jongens in tranen gezien die heimwee hadden, dat deed me altijd iets. Maar je wordt er ook gehard, het maakt je volwassen. Ik heb er geen spijt van, maar ik zou het mijn kinderen niet aandoen.” (glimlacht)

Het was je rechtvaardigheidsgevoel dat je op je achttiende deed kiezen voor rechtenstudies. Waar kwam dat vandaan?

“Van mijn beide ouders. Mijn moeder gaf les, mijn vader was directeur van een zuivelbedrijf. Hij werd zeer graag gezien door de landbouwers, hij gaf ook lezingen om zijn kennis door te geven. Op dat vlak is de appel niet ver van de boom gevallen, want morgen geef ik een lezing voor een zaal in Deerlijk. (glimlacht)

Ik ben op mijn achttien rechten gaan studeren om nog alle opties open te houden. Ik heb even getwijfeld over geneeskunde, maar ik kon geen piqûre zien, dat zou lastig worden. En psychologie boeide me wel, maar om nu mensen de hele tijd in hokjes te stoppen, dat vond ik ook maar niks. Het werd dus rechten en het is vooral tijdens mijn studies Criminologie dat ik helemaal ben opengebloeid. Daarin werd de mens belicht als wonderlijk wezen met alle mogelijke afwijkingen: pedofilie, voyeurisme, sadisme… Ik was daar heel nieuwsgierig naar. Bovendien kregen we les van een paar genieën van professoren, zoals professor De Batselier en Dellaert. Zij hebben echt mijn horizon verruimd.”

Weg van de verbittering

Je hebt je leven lang veel gestudeerd. Kon je op den duur de mens bekijken als een soort ‘object’ met een bepaalde afwijking?

“Ik vergelijk het graag met röntgen-ogen die je stilaan ontwikkelt dankzij veel ervaring.
Daardoor kun je iemand gemakkelijker doorlichten, ja. Als je de daders of slachtoffers die je bijstaat beter begrijpt, dan bevordert dit het wederzijds contact. Het laat je toe hun verhaal nadien ook beter over te brengen in de rechtszaal.

“Als je de achtergrond en oorzaak van een afwijking als sadomasochisme kunt achterhalen, heb je al een stapje voor in je pleidooi”

Neem nu bijvoorbeeld een sadomasochist. Dat is iemand die graag pijn lijdt en anderen graag pijn doet, dat kun je niet snappen, hé. Maar als je de achtergrond en de oorzaak van al die afwijkingen kunt achterhalen, dan heb je al een stapje voor, ook in je pleidooi.”

Een vraag die je wellicht heel vaak krijgt: je verdedigt zowel slachtoffers als daders. Hoe doe je dat?

“Vergeet niet dat ook een advocaat een geweten heeft. Als ik een dader verdedig, vind ik het belangrijk dat die inzicht heeft in wat hij heeft fout gedaan. Er moet een schuldbesef zijn dat men fout is geweest. Een pure psychopaat, daar pas ik voor. Ik pleit alleen zaken waar ik achter kan staan.”

Bedoel je dan dat spijt een voorwaarde is om iemand te verdedigen?

“Inzicht, geen spijt. Dat is niet hetzelfde. Sommige slachtoffers zijn verbitterd omdat hun haat te groot is door wat hen is aangedaan. Ik zal dergelijke mensen nooit veroordelen omdat ze wrokkig zijn. Maar ik zal wel proberen hen tot andere inzichten te brengen: is er geen manier om dit los te laten? Niet uit medelijden met de dader, hé, maar wel omwille van jezelf. Want zo vaak is de dader voor het slachtoffer een onbekende. Die springt in je nek en je bent verplicht hem mee te dragen. Na een tijd van rouwverwerking moet je er kunnen in slagen die uit je nek te gooien en opnieuw je leven zelf in handen te nemen.

“In de eerste fase na een onrecht zijn gevoelens van woede en wrok erg logisch, maar na een tijd moet je een manier vinden om te recupereren”

De stoel waarop je nu zit, daarop zat daarnet nog een moeder van een vermoorde zoon. In die eerste fase zijn gevoelens van woede en wrok zeer logisch. Ik zou wellicht ook zo reageren, wie weet zelfs veel erger. Maar na een tijd moet je een manier vinden om te recupereren. Als je je blijft fixeren op wrok, dan doe je jezelf tekort. ‘Bevrijd jezelf en gun jezelf weer een kans om tot rust te komen’, dat probeer ik mijn cliënten mee te geven.”

Een moeder die haar kind moet afgeven, dat is het ergste wat een mens kan overkomen.

“Een kind verliezen is absoluut het allerergste, erger bestaat niet. Maar ik heb in mijn beroepsloopbaan toch vaak ouders gezien die na zo’n drama een klik konden maken. Ik denk aan een ouderpaar dat hun dochter had verloren in het verkeer op een slecht verlichte plek. Die zijn tot bij de minister van Verkeerswezen gegaan om verkeerslichten te eisen op die plek. Nu staan die daar.

Of de vader van de vermoorde Annick Van Uytsel, die waterputten laat boren in de armoedige dorpen van Kenia omdat het de droom was van zijn dochter. Op die manier verwerk je dat trauma, en vaak word je nadien zelfs rijper. Maar sommige mensen blijven steken, worden bitter. Ik veroordeel hen niet, maar ik voel medelijden, net omdat ik heb gezien hoeveel deugd het kan doen om toch nog zin te geven aan het leven.”

Kunst als derde long

Je hebt in je lange carrière heel veel lelijkheid gezien. Hoe houdt een mens dat vol?

“Ik ga geregeld op zoek naar de schoonheid van het leven. Ik mag mijn ouders dankbaar zijn dat ik kunstzinnig ben grootgebracht. Mijn vader en moeder en groottante schilderden, ik ben als kind heel vaak met hen naar tentoonstellingen geweest. Kunst is al heel mijn leven een bron van schoonheid, het is een derde long voor mij. Als ik een assisenzaak achter de rug heb, moet ik daarna kunst kunnen gaan kijken, bij voorkeur naar Parijs. Vooral art nouveau en art deco kunnen mijn vrouw en mijzelf beroeren.”

Hoelang ben je al getrouwd?

“Meer dan vijfendertig jaar.”

Mag ik vragen hoe de liefde evolueert als je de zeventig voorbij bent?

“De passie is natuurlijk niet meer zoals in het begin. Maar alles wat je aan fysieke energie minder hebt, krijg je meer in tederheid en vriendschap die op liefde gebouwd is. Het ene compenseert het andere en dat maakt het ook zo mooi. Hoe ouder ik word, hoe meer angst ik heb voor de dag dat het voorbij is. Mijn vrouw is jonger dan ik, ik vind het idee vreselijk dat zij wellicht alleen zal achterblijven en dat ik er niet meer zal zijn om haar te troosten. Ik zit daar erg mee, ja. Ook voor de kinderen en de kleinkinderen.”

Kindersprookjes en seriemoordenaars

Je bent 74 en werkt nog hard. Is dat een manier om jezelf jong te houden?

“Ik zou niet in de zetel kunnen zitten zonder sociaal contact, zonder mensen te kunnen helpen. Dan sterf ik. Ik heb dit werk nodig. Mijn geest is altijd actief, ik slaap ook heel weinig. Vanmorgen was ik al om vier uur wakker en dan heb ik wat verder geschreven aan mijn boek over seriemoordenaars. Ik ben ook bezig met het schrijven van een sprookjesboek – ik ben de verhaaltjes die ik vroeger verzon voor de kinderen tijdens onze autoritten op vakantie aan het neerschrijven voor de kleinkinderen.

“Ik heb een duivelse schrik dat ik ooit dement zou worden”

Pleiten en dossiers instuderen is gymnastiek voor de hersenen, ik geloof dat dat helpt. Het is mijn duivelse schrik dat ik ooit dement zou worden. Ik heb mijn schoonmoeder zien dementeren, mijn eigen moeder ook. Ze had tien jaar lesgegeven in het Frans en alleen als ik op het einde van haar leven Frans sprak, keek ze op en zag ze mij, hoewel ze dacht dat ik mijn vader was, omdat onze stemmen identiek waren. Het is zo treurig als je eigen moeder je niet meer herkent…”

En als het niet meer gaat, dan beslis je zelf dat het gedaan is. Je zit in de raad van bestuur van LEIF van professor Distelmans, dat streeft naar een waardig levenseinde. 

“Zeker. Ik blijf mee op de barricade staan voor het werk dat professor Distelmans doet.
Ik heb daar zeer veel respect voor. Hij heeft altijd gepleit vanuit een menswaardige optiek om mensen bij te staan in hun levenseinde, tegen de stroom in. Ik ben een mei ’68-er hé, het zit in ons.” (glimlacht)

VTM belt aan de deur, Jef Vermassen vraagt om nog 5 minuten te wachten.

“Weet u, ik ben echt oneindig dankbaar voor wat ik heb gekregen in mijn leven. De jeugdbeweging, mogen studeren in Leuven, het leiden van een jeugdclub, als lector kunnen lesgeven en jonge mensen inspireren…

Als strafpleiter heb ik heel mijn leven op de eerste rij gezeten om alle ellende van de wereld te vernemen, en toch ben ik zelf gespaard gebleven van grote trauma’s. Ik kan nog genieten van mijn job, ik sukkel niet met mijn gezondheid, ik heb een gelukkig gezin, de kinderen en de kleinkinderen. En dat allemaal maakt mij intens gelukkig.”

Uit: Libelle 46/2021 – Tekst: Annelies Dyck, foto: Ann De Wulf

VERDER LEZEN:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."