Hannelore

Uit het hart van Hannelore: “Elke dag zie ik meer en meer de mooie kanten van Stijn terugkeren in Hoppe. Wat doet dat ongelooflijk veel deugd”

Begin vorig jaar verloor Hannelore (36) plots haar grote liefde Stijn aan hartfalen. In haar columns vertelt ze elke week over haar leven als jonge weduwe met twee kinderen.

Het gevecht met de groenten

Polly voert nog steeds een strijd met groenten. Komkommer hapt ze naar binnen als ware het snoep, maar o wee als iets gekookt, gestoomd of gebakken is. Warme groenten worden consequent getrakteerd op dramatische taferelen. Meestal krijg ik haar zover dat ze toch enkele hapjes eet, al is het maar om haar te laten proeven. Een kind weet pas na tien keer proeven of het iets al dan niet lust, dat soort advies.

Polly is echter pienter én houdt van onderhandelen. Dat ze een hele komkommer zal binnenspelen als ze toch maar geen enkel hapje warme groenten moet eten. We zijn aan elkaar gewaagd.

Na een lange, hectische werkdag, probeer ik snel een verse maaltijd uit mijn hoed te toveren. Maar in geen tijd zit Polly druk gesticulerend uit te leggen dat groenten écht niet aan haar besteed zijn.

Ik ben te moe voor een discussie, zeg dat ze weet wat de afspraak is. Maar zelfs in proeven heeft ze geen zin en zonder waarschuwing zet ze het een op dramatisch gejengel zoals alleen een vierjarige dat kan. Ik voel dat mijn geduld vandaag onbestaande is. Soms is er geen druppel meer nodig, soms is de emmer al lang aan het overstromen. Hoppe en ik kijken elkaar vermoeid aan, proberen door het gejammer heen toch wat te genieten van de maaltijd, maar ik merk dat ik kwaad word, hoewel ik het heel hard wil tegenhouden. Nog meer dan anders mis ik Stijn. Of misschien zelfs gewoon ‘iemand’. Iemand die het even kan overnemen, want het gemis op dat soort momenten voelt anders dan wanneer je ’s avonds alleen in je bed kruipt. Uiteindelijk ontplof ik, zeg dat ik er genoeg van heb, schuif kwaad mijn stoel achteruit en loop van de tafel weg. De kinderen schrikken en ik heb meteen spijt van wat ik deed.

“Nog meer dan anders mis ik Stijn. Of misschien zelfs gewoon ‘iemand’. Iemand die het even kan overnemen, want het gemis op dat soort momenten voelt anders dan wanneer je ’s avonds alleen in je bed kruipt”

Terwijl ik volledig opgedraaid de vaatwasmachine begin in te laden, hoor ik ineens Hoppe z’n stoel dichter bij Polly schuiven.

“Zal ik je helpen, Polly?”, vraagt hij voorzichtig.

Zijn zus blijft snotteren, maar kijkt hem wel aan.

“Kijk,” zegt hij, “ik maak hapjes en jij kunt ze opeten. En ik eet ook af en toe een hapje. Dan gaat het sneller.”

De tranen lopen nog steeds over Polly haar gezichtje, maar het hevige snikken is wel gereduceerd tot af en toe een kleine hik. En vooral: ze knikt, al is het nog aarzelend.

Ik begin het aanrecht op te ruimen en volg de twee in stilte. Als Polly de eerste hap in haar mondje heeft, kijkt Hoppe mij ietwat triomfantelijk aan en knipoogt. Er rollen nog steeds traantjes over haar wangen, maar zijn zus is aan het eten en dat vinden we allebei geweldig.

Als ze het afgesproken aantal hapjes groenten naar binnen gewerkt heeft, kijkt ze glunderend op naar haar grote broer, die haar uitgebreid feliciteert.

Een uurtje later ligt Polly compleet uitgeteld in bed. Een knuffel wilde ze nog geven, maar een verhaaltje kon er niet meer af, zo moe was ze. Strijd voeren met groenten én met mama, het vreet energie. Nog voor ik goed en wel “slaapwel” heb gezegd, is ze reeds onder zeil. Ik sluip de kamer uit en haal diep adem. Dit is het soort avonden waar geen enkele ouder van houd.

Terug beneden geef ik Hoppe een knuffel, bedank hem voor zijn geduld, en verontschuldig me. Ik zeg hem dat ik op dat soort momenten zijn papa nog meer mis, dat ik er dan nog eens extra op gewezen word dat ik er alleen voor sta.

“Maar je stond er daarnet niet alleen voor, hé?”, zegt hij met de glimlach.

Ik aai hem over zijn hoofd, trek hem tegen mij aan.

“Nee,” zeg ik, “dat klopt. Maar ik wil niet dat je denkt dat jij die rol op jou moet nemen.”

Hoppe knikt, zegt dat hij begrijpt wat ik bedoel, maar dat hij toch blij was dat hij er was toen ik mijn geduld verloor.

“Was het zo erg?”, vraag ik wat ongerust, beseffend dat ik misschien wat te hard ben geweest voor Polly en dat ook Hoppe dat gevoeld heeft.

“Nee hoor”, zegt hij. “Maar je was moe en dan zijn die groentjes er te veel aan.”

Ik glimlach, bevestig wat hij zegt.

“Elkaar helpen is goed, hé,” zegt hij.

Elke dag zie ik meer en meer van de mooie kanten van Stijn terugkeren in Hoppe. Wat doet dat ongelooflijk veel deugd.

LEES MEER VAN HANNELORE BEDERT:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."