Uit het hart van Hannelore: “Hoe graag je ook gezien wordt, je kunt niet elk uur van de dag praten over je verdriet”

Begin vorig jaar verloor Hannelore (35) plots haar grote liefde Stijn aan hartfalen. In haar columns vertelt ze elke week over haar leven als jonge weduwe met twee kinderen.

Onze columniste in het kort: Hannelore Bedert is bij het grote publiek bekend als singer-songwriter, en auteur van ‘Lam’, waarmee ze de Bronzen Uil publieksprijs 2019 won. 

Hobbelig weekend

We zijn een weekje weg, met vrienden naar de Ardennen. Een jaarlijkse traditie. Enkele bevriende koppels en elk jaar iets meer kinderen. Die laatste worden ouder, wij doen alsof we jong blijven. We passen ons aan. Alles went. Dit jaar is alles anders. Het even getal aan volwassenen is ineens oneven geworden. Nu zijn er de koppels en daarnaast sta ik.

“Elke minuut van de dag denk ik aan Stijn. Het gemis breekt me in honderden stukjes”

Ik warm me aan de uitgestoken handen en leg de mijne er met graagte in, want ik wil niet alleen zijn en hunker naar afleiding, voor mezelf én de kinderen. Maar sinds kort weet ik dat elke herhaling van iets wat Stijn en ik vroeger samen deden, diepe wonden maakt. Dat ik elke minuut van de dag aan Stijn denk, dat ik de lege stoel aan tafel zie, dat ik ’s avonds – wanneer alle kinderen in bed liggen – merk hoeveel stiller het zonder hem is. Ik geniet van het gezelschap, maar tegelijk breekt het gemis mij in honderden stukjes, elke avond opnieuw. En hoe graag je ook gezien wordt, je kunt niet elk uur van de dag praten over je verdriet, dat houdt geen enkel gezelschap vol. Dus hou ik me sterker dan ik me voel. ’s Nachts kruip ik bij Polly in het vakantiebed en leg mij dicht tegen het warme lijfje aan.

Tijdens één van de wandelingen – dat doen Vlamingen nu eenmaal in de Ardennen – loopt het mis. Uit voorzorg heb ik de buggy meegenomen, al bij het vertrek merk ik dat Polly geen zin heeft in wandelen. De mannen geven aan dat ze Polly op hun schouders kunnen dragen wanneer ze moe wordt. Maar ik weet dat dat niet zal werken, dat Polly dat enkel bij Stijn wilde doen. Dus gaat de buggy mee.

We zijn halverwege als het helemaal fout loopt. Polly zit al even in de buggy als ik haar zie verkrampen. Ze stampt met haar voetjes, graait met haar handjes naar haar borst en begint te huilen. Ik weet meteen hoe laat het is. Sinds ze enkele weken na het vertrek van Stijn een pacemaker ingeplant kreeg, moeten haar lijfje en hart wennen aan de indringer. De eerste weken kon ze zomaar ineens verkrampen en onbedaarlijk beginnen te huilen. Op de vraag waar ze pijn had, zei ze steevast: ‘Ik wéét het niet, mama.’ Ik was toen nog in overlevingsmodus en reageerde resoluut en zelfverzekerd, ik was tenslotte de moeder die het allemaal wel aankon. Ik wist niet beter toen. Na het overlijden holde ik van ziekenhuis naar notaris naar bank naar ziekenhuis naar verzekeringen, ik had de tijd niet om in te storten. Dat gebeurde pas later. Op dat moment leefde en handelde ik kordaat, de klap, de leegte en het verdriet kwamen pas enkele weken daarna.

Polly huilt en ligt kronkelend in de buggy. Maar we zijn halverwege: verder wandelen duurt even lang als terugkeren. We staan midden in een modderig bos, met een gammele, oude buggy. Elk steentje, elke oneffenheid in de weg schudt het kleine meisje door elkaar. Het huilen neemt toe, mijn moederhart breekt. Ik weet dat knuffelen nu de enige manier is om haar rustig te krijgen, om haar de geborgenheid te geven die haar hart en lijfje tot rust brengen. Grote broer Hoppe vraagt of hij iets kan doen. De vrienden bieden aan om over te nemen, om zelf even de buggy door het slijk te duwen, maar Polly blokkeert en huilt nog harder. Enkel mama mag duwen, maar ik raak stilaan buiten adem. Haar uit de buggy halen en dragen is al helemaal onmogelijk. Het bospad is te glibberig en te steil, dat hou ik geen vijf minuten vol.

“Ik besef hoeveel goud mijn kinderen me waard zijn. Wij met drie vanaf nu, onvoorwaardelijk”

De weg terug lijkt eindeloos en ik wil zo graag met Polly meehuilen. Alles in mij schreeuwt om Stijn. In het huis trek ik onze modderige, koude kleren uit en kruip met haar diep onder het donsdeken. Het trillende lijfje komt eindelijk tot rust, het snikken neemt af. Hoppe komt voorzichtig de kamer in en vraagt hoe het met zijn zusje gaat. Ik knik, hij aait Polly even over haar hoofdje. En terwijl Polly alsmaar rustiger wordt, besef ik hoeveel goud mijn twee kinderen me waard zijn. En hoeveel hechter we geworden zijn, nog meer dan we al waren toen Stijn er nog was. Wij met drie vanaf nu, onvoorwaardelijk.

Tekst: Hannelore Bedert – Foto: Ann De Wulf

Lees meer van Hannelore Bedert:

Volg ons op FacebookInstagramPinterest en schrijf je in op onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes!

Partner Content

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."